<Resultaat 716 van 2074

>

p1
Zeer Eerwaarde Heer,

Reeds verheugde ik mij Zaterdag[1] j.l. in uwe overkomst, toen gisteren middag[2] een heer mij waarschuwde dat drukke bezigheden uw bezoek verijdelden, en dit tot den volgenden Zondag[3] werd uitgesteld. Ik antwoordde dat mijn vertrek op aanstaanden donderdag[4] was bepaald, doch de ziekte mijns jongsten zoons (onverbiddelijke tering,) noopt mij reeds woensdag morgen huiswaarts te spoeden.

Oneindig zal ‘t mij spijten, Zeer Eerw. Heer, U persoonlijk niet te hebben ontmoet, waar ik mij vleide, na een vroeger zoo heugelijk onderhoud, U onder ‘t klein maar uitgekozen vriendental te mogen rekenen, althans op litterarisch gebied. Uw “Ja, wij hebben veel te praten”, is een sybillisch-diplomatische zinsnede, voor dubbelen uitleg vatbaar. ‘t Wil zeggen: “Wij hebben een’ zuren appel te schillen”; of ‘t luidt: “Wij zullen eens vriendschappelijk kouten”. Laat mij toch, Zeer Eerwaarde Heer, de illusie van den laatsten uitleg!

Wegens[5]mijn jongsten Bundel ontving ik, onder meer aanmoedigend schrijven, een’ latijnschen brief van Dr. A. van Weddingen en eene briefkaart van Mgr. Van den Brande de Reeth, die mij warm “perge, macte animo”[6] toeriep.

Mogt de parodie op Gezelle’s verzen[7] u gehinderd hebben, deze is niet van mij, maar overgenomen uit ‘t handschrift van eenen Zeer Eerwaarden Kanunnik. De zure appels zijn welligt thans opgeruimd.

Ist mij niet gegeven U ditmaal de hand te drukken, ik hoop een andermaal gelukkiger te zijn.

Inmiddels, zeer Eerw. Heer, de aanbiedinge en hartelijke groeten van
U Edele Dienstwillige dienaar
dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland.

Noten

[1] zaterdag 19 juli 1884.
[2] zondag 20 juli
[3] Zondag 27 juli
[4] donderdag 24 juli
[5] aangaande
[6] ga door, goed gedaan!
[7] De parodie op Gezelles gedicht Bezoek bij 't graf is te vinden in Jan Nolet de Brauwere van Steeland Poëzij en lettercritiek (1878-1884) Roeselare, De Seyn-Verhougstraete, 1884, noot op p.220-221. De parodie heeft betrekking op het gebruik van assonanten in Gezelles poëzie.

E schoo lieke van de snuif.

De snuifdoos gaed open en toe,

De snuifdoos gae vol en gae leêg;

Zoo gauw as de neus maer op ‘t snuiven es

denkt,

De snuifdoos gaed open en toe,

De snuifdoos gaed open en toe,

De snuifdoos gae vol en gae leeg.

Ze is amper ma vol of zy is weêral leêg:

En, zegd me, waer is ny de snuif?

En ‘d leven gaed open en toe,

Ook ‘d leven gae vol en gae leêg;

De geest vliegd omhoog en ‘ed lyk in den grond

Van ‘t kerekhof... open.... en toe!

Een stem en geen ander en sprak,

Een stem, en geen ander, geen een:

Kom hier – zeid de stem - me’ ‘ne zakdoek,

kom hier:

De stem was het va menen neus.

Enz., enz............

Register

Correspondenten

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Briefschrijver

NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Briefontvanger

NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare

Plaats van verzending

NaamHeist
GemeenteKnokke-Heist

Naam - persoon

NaamDaems, Servatius; Frater Domien
Datums° Noorderwijk, 04/06/1838 - ✝ Tongerlo, 30/07/1903
GeslachtMannelijk
Beroeppredikant; Norbertijner kanunnik; bibliothecaris; letterkundige
VerblijfplaatsNederland
BioServaas Daems deed zijn humaniora aan het college te Herentals en trad daarna in bij de Norbertijnen te Tongerlo, waar hij bibliothecaris werd en professor in de theologie. Hij stelde zijn talent als redenaar en als dichter vooral in dienst van zijn godsdienstig en pedagogisch ideaal. Op taalgebied nam Daems een algemeen-Nederlands standpunt in en voelde niet veel voor particularisme. Hij was lid van de Maatschappij te Leiden sedert 1882 en werd in 1886 ook verkozen tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Als bestuurder hield hij in 1900 onder de titel "Een eeuw van strijd" een invloedrijke toespraak over honderd jaar Vlaamse taalstrijd. Als letterkundige publiceerde hij de roman "Voor twee Vaders" (1868) en een humoristisch boekje "De Kruiwagens" (1869). Verder ook het toneelstuk "Sinte Dimphna’s Marteldood" (1874) en een aantal dichtbundels, sommige in middeleeuws trant. Hij vertaalde ook de XXste zang van Longfellows "Hiawatha". Tussen Gezelle en Daems bestond er maar matige waardering. Zo schreef hij een parodie op Gezelles "Bezoek bij 't graf".
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde
Bronnen https://nevb.be/wiki/Daems,_Servaas_D.; R. Sterkens, Servaas Daems en zijn letterkundige werken, 1935
NaamDuclos, Adolf Juliaan
Datums° Brugge, 30/08/1841 - ✝ Brugge, 06/03/1925
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; pastoor; kanunnik, ere-kanunnik, leraar; historicus; auteur, redacteur; diocesaan inspecteur
BioAdolf Duclos, zoon van Desiderius Duclos, apotheker en een van de stichters van de katholieke partij in 1860, en Hortencia Bogaert, wier vader en grootvader de stichters waren van de “Gazette van Brugge”, werd geboren in de Kuipersstraat te Brugge. Hij liep school in het atheneum te Brugge, het college te Ieper en het Brugse Sint-Lodewijkscollege. In oktober 1860 ging hij naar het kleinseminarie in Roeselare (filosofie 1861), en volgde een jaar later een priesteropleiding aan het grootseminarie in Brugge. Daar ontmoette hij Guido Gezelle. Hij ontving zijn priesterwijding te Brugge op 10/06/1865 van Mgr. Faict. Hij ging lesgeven aan het college van Torhout (17/09/1865), en werd vanaf 1868 ondersecretaris en bewaarder van de relikwieën in het bisdom. In 1871 volgde hij Guido Gezelle op als redacteur van het tijdschrift Rond den Heerd. In 1874 was hij stichtend voorzitter van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. In 1875 was hij ook betrokken bij de stichting van het Brugse Davidsfonds. Belangrijk was ook zijn betrokkenheid als bestuurslid en voorzitter van de Société Archéologique de Bruges, de voorloper van het Brugse Gruuthusemuseum. Hij was ook de auteur van historische werken en actief bij de organisatie van Brugse stoeten en processies. Vervolgens werd hij erekanunnik van de Brugse kathedraal (29/08/1884), pastoor in Pervijze (25/11/1889) en pastoor in Ieper (21/07/1897). Op 20 mei 1903 keerde hij naar Brugge terug als kanunnik van de Brugse kathedraal. Op 13 december 1910 werd hij diocesaan inspecteur van de bisschoppelijke colleges, en was ten slotte werkzaam als kanunnik-cantor (13/12/1911).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent, medewerker en uitgever van Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; oud-leerling kleinseminarie Roeselare
NaamNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datums° Rotterdam, 23/02/1815 - ✝ Vilvoorde, 21/06/1888
GeslachtMannelijk
Beroepauteur
VerblijfplaatsNederland
BioJan Nolet De Brauwere van Steelandt was een Belgisch-Nederlandse schrijver. Hij deed zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Later ging hij rechten studeren aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij behoorde tot de vriendenkring van Jan Frans Willems (1832 -1838). Daarna studeerde hij verder aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David. Hij was auteur van meerdere epische gedichten en medewerker aan diverse tijdschriften. Hij was ook lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap, voorzitter van het Taalverbond en lid van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorvechter van het behoud van het Nederlands en nam nooit afstand van zijn Nederlandse nationaliteit. Hij was een vurig tegenstander van het taalparticularisme en van de verfransing in Vlaanderen. In polemische geschriften ging hij heftig tekeer ging het West-Vlaamse taalparticularisme.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamVan Weddingen, Aloïs
Datums° Leuven, 18/08/1841 - ✝ Laken, 07/07/1890
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; jezuïet; priester; hofaalmoezenier; pauselijk prelaat; kanunnik
BioAloïs Van Weddingen trad na zijn humaniorastudies aan het Drievuldigheidscollege te Leuven en in bij de jezuïeten, maar verliet de orde om gezondheidsredenen. Hij studeerde verder aan het Grootseminaire te Mechelen vanaf 28/09/1862 en werd op 24/09/1864 te Mechelen tot priester gewijd. Vanaf 01/10/1864 studeerde hij aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij op12/07/1869 doctor in de theologie werd. In 1871 werd hij benoemd tot aalmoezenier van het Hof en verbleef hij tot aan zijn dood te Laken.Hij ligt aan de basis van de oprichting (1882) van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven (Thomistische Wijsbegeerte). Op 31/08/1882 werd hij geheim kamerheer van de Paus, en in 1885 prelaat, kanunnik en lid van de Académie romaine de St.-Thomas. Hij is de auteur van verschillende filosofische werken.
Links[odis]
Bronnen https://hiw.kuleuven.be/nl/over/geschiedenis-hiw
Naamvan den Branden de Reeth, Victor
Datums° Mechelen, 04/04/1841 - ✝ Mechelen, 26/02/1909
GeslachtMannelijk
Beroepbisschop; aartsbisschop
BioVictor Van den Branden de Reeth was een zoon van de Mechelse volksvertegenwoordiger Felix Van den Branden de Reeth uit het adellijke geslacht van de baronnen de Reeth. Op 01/10/1861 vatte hij zijn priesterstudies aan in het Grootseminarie te Mechelen. Op 24/09/1864 volgde zijn priesterwijding. In 1864-1865 studeerde hij theologie aan de Katholieke Universiteit te Leuven, en van 1866 tot 1870 moraaltheologie aan het Belgisch College te Rome. In 1870 werd hij doctor kerkelijk recht aan de Gregoriana Universiteit te Rome. Van 1871 tot 1872 was hij subregent aan en van 1872 tot 1878 president van het Belgisch College te Rome. Tevens was hij suffragaan bisschop van Sabine, en vanaf 1878 eerste kamerheer van de Paus. Kort daarop keerde hij naar België terug en werd op 12/11/1879 hulpbisschop van kardinaal Deschamps (aartsbisdom Mechelen) en titulair bisschop van Erythrea. In 1888 vertrok hij opnieuw naar Rome (cour pontificale), maar keerde in 1897 terug naar België. In datzelfde jaar werd hij aartsbisschop van Tyr, en op 03/12/1897 titulair kanunnik bij het kapittel van Sint-Rombouts te Mechelen. Hij overleed te Mechelen op 26/02/1909.
Links[odis]

Naam - plaats

NaamHeist
GemeenteKnokke-Heist

Titel - ander werk

TitelPoëzij en lettercritiek (1878-1884)
AuteurNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Datum1884
PlaatsRoeselare
UitgeverDe Seyn-Verhougstraete

Titel21/07/1884, Heist, Jan Nolet de Brauwere van Steeland aan [Adolf Juliaan Duclos]
EditeurStefaan Maes
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderNolet de Brauwere van Steeland, Jan
Ontvanger[Duclos, Adolf Juliaan]
Verzendingsdatum21/07/1884
VerzendingsplaatsHeist (Knokke-Heist)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 211x133
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan Ad. Duclos (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5416
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|11727
Inhoud
IncipitReeds verheugde ik mij zaterdag j.l. in uwe overkomst,
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.