Over veertien dagen schreef ik U eenen brief die mogelyk niet is toegekomen of die gekomen is als ge op reis waart[1]
Er was spraak in van eene voordracht door U te geven aan ons Davidsfonds in October.
Nu die zaak is in 't water gevallen. Het concert met uitvoering der vlaggecantate zal den 20 of 21 dezer plaats hebben, en de voordracht zou ik geern hebben in de paasch vacantie.
Ik zou nogthans niet geern zoo lang wachten van met U nader kennis te maken
Kunt ge niet komen den 20 en 21 ons concert bywonen en hier eenige dagen verblyven, dan konden wy te zamen naar de tentoonstellingp2van Antwerpen gaan zoo dikwyls als het U lust en s'avonds by my komen slapen.
Wat denkt U daarvan?
Ingesloten zend ik U eenige beeldekens van myn afgestorven dochterken met vesjes[2] van uwen dienaar