De prospectus der nieuwe uitgave van De Bo’s Idioticon belooft per A.B.C. te geven: het 1e supplement, de handschriftelijke veranderingen en bijvoegsels van den schrijver en een paar nuttige lijsten daarbij. Maar wat gaat er geworden van de talrijke bladjes, die op den Toog[1] te Thielt gelegen hebben, en die voorzeker eene onschatbare waarde hebben? Zal men ze laten versukkelen of onder den doofpot houden, in plaats van ze boekvast en algemeen genietbaar te maken? Zie, dat ware jammer en Zondegods! Zeg mij toch, als ‘t U belieft, wat er gebeuren zal en wie de verantwoordelijkheid der onderneming zal dragen. Het Idioticon is immers geene kleinigheid en men kan niet te scherpziende op den druk letten: eéne fout, die kwalijk valt, is genoeg om de wezentlijkste opgaven in twijfel te doen trekken. Peist op vitters en schoolvossen, die daarin leven!p2Zou ik iets mogen ter overweging geven? ‘t Ware van nevens ieder woord ook het fransch woord, voor zoveel dit bekend zij, op te geven. Dit zou schier[2] geene plaats nemen en de uitgave nog dienstiger maken.
Wat zal het Kruidboek bevatten? En zal ‘t ook in alphabetische orde verschijnen?
Van Ons oud Vlaamsch heb ik nog maar eén nr ontvangen.
Dezer dagen las ik in een Gentsch gazetje dat er eene achterwaartserig ... enz; waaruit genoeg blijkt dat dit woord ook in Gent tot de levende taal behoort. In kleine gazetten, schimpschriften en vliegende bladjes is er voor taalonderzoekers schier dag voor dag wat nieuws te leren.
De mulmande (Loquela 92.)[3] stond, zoolang er haardvuur brandde, in den hoek van den haard, en wierd gebezigd om brandstof te bevatten: mul. De mulhoek[4] is tegen de lijs[5] en tegen den drempel der deur was er een putje of eene ondiepte, die gewillig[6] een vuilblek vaagsel inhouden kon. Die putjes verdwijnen overal; maar ik heb op den buiten gezien dat al het mul tot tegen de deur gevaagd en dan opgeraapt wordt: elders niet[7] Dat is gewoonte, die blijft wanneer de hoofdzaak niet meer bestaat. De bleeven[8] en de grond van ’t glas[9] vliegen den brandenden heerd in;p3maar de huisgoden zijn weg; iedereen jaagbalgt achter oortjes[10] die van over eeuwen niet meer bestaan; “rond den heerd” zitten de menschen, die vóor de stoof zitten te warmen, enz. enz.
Is er tusschen ‘t Poperingsch bo hên en ‘t Brugsch “hi hee‘t pol,” geene overeenkomst? (De Bo, verbo[11] Pal.).
Uw toegenegen,