<Resultaat 1066 van 2308

>

p1
Monsieur le Vicaire,

Mes ouvriers[1] m'ont demandé de vous adresser un exemplaire imprimé du discours qu'ils ont prononcé sur la tombe de mon regretté mari[2] Je profite dela même occasion, pour vous remercier de tous les secours spirituels, que vous avez portés à mon cher défunt; et vous prie, de dire des messes et des prières pour le montant du billet ci-joint.

Recevez, Je vous prie, Monsieur le vicaire, mes salutations respectueuses.
Vve. AlbertBenoit

Noten

[1] Dit zijn de werknemers (blekers) van de familiale linnenblekerij van Albert Benoit en zijn vrouw Eugenie met bleekweiden gelegen tussen de Groeningestraat en de Leie. Geweven stoffen moesten na productie gebleekt worden. De te bleken stoffen werden eerst geweekt in baden (met waterstofperoxide). Tussen het huis van Benoit in de Groeningestraat 11 (nu 17) en de Leie bevonden zich drie langwerpige bleekvijvers. Voor het bleken op de weide werd het linnen opgespannen op paaltjes en geregeld door een ‘bleekersgast’ besprenkeld – hiervoor gebruikte hij een grote schop om het water uit de grachten of vijvers op het textiel uit te spreiden (cf. het gelijknamige gedicht van Guido Gezelle). De woning was reeds eigendom van de familie Benoit in 1846. De doorgang links van het woonhuis, het z.g. "Benoits poortje", is naar de familie vernoemd. Hierlangs (of via het Guido Gezellepad) is nog een restant van de oorspronkelijke tuin bereikbaar. Hierin bevindt zich nog een kleine vijver met een gietijzeren bruggetje. Dit is alles wat nog rest van de oorspronkelijke bleekvijvers. In 1946 werd alles verkocht aan J. Messeyne, die er na verloop van tijd een prestigieus hotel Messeyne in onderbrengt.
[2] Albrecht Benoit overleed te Kortrijk op 23/01/1887. Guido Gezelle schreef het gedicht “Maar half en nog niet half gegaan” voor het bidprentje van Albrecht met verwijzing naar zijn vrouw en dochter Maria Augusta Benoit (bidprentje: Guido Gezellearchief nr. 1851). Het zielsgedicht verscheen in Kerkhofblommen.

Register

Correspondenten

NaamDelbaere, Eugenie Marie
Datums° Ardooie, 10/06/1854
GeslachtVrouwelijk
Beroepbedrijfsleider; fabrikant
BioEugénie Marie Delbaere werd geboren te Ardooie op 10 juni 1854 als dochter van deurwaarder Désiré Delbaere (Ardooie, 1813-1875) en grondeigenaarster Eleonora Delafontaine (° Ruddervoorde, 1827). Ze trad op 5 november 1880 in het huwelijk te Ardooie met fabrikant Albert Henri Marie Benoit (Kortrijk, 07/01/1851 - 23/01/1887). De getuigen bij het huwelijk waren Jules Delbaere (23 jaar, brouwer te Pittem, broer van de bruid) en Sylvain Van Beselaere (37 jaar, negociant te Ardooie, zwager van de bruid). Het echtpaar ging zich vestigen te Kortrijk in de Groeningestraat 11 (nu nr. 17), vrij dicht bij de O.-L.-Vrouwekerk. Het echtpaar kreeg één dochter Maria Augusta Benoit (° Kortrijk, 14/08/1881). Albert was verantwoordelijk voor de familiale linnenblekerij met bleekweiden tussen de Groeningestraat en de Leie. De woning was reeds eigendom van de familie Benoit in 1846. Na zijn dood nam Eugenie Delbaere zijn taak over, en onder invloed van haar schoonzoon Oscar Dumon (bouwkundig ingenieur uit Brugge) liet ze het volledige bedrijf (weverij en blekerij) samensmelten (1912) met een nog op te richten weverij in Torhout: ‘La Thouroutoise’. Voortaan ging de volledige productie naar Torhout, en werden de geproduceerde stoffen naar Kortrijk gebracht om er gebleekt te worden. Eugénie Benoit-Delbaere verliet het huis in de Groeningestraat en nam haar intrek in een woning in de Doornikstraat, waar ze de rest van haar leven doorbracht bijgestaan door twee vrouwelijke bedienden.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenEen familie van blekers uit Kortrijk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDelbaere, Eugenie Marie
Datums° Ardooie, 10/06/1854
GeslachtVrouwelijk
Beroepbedrijfsleider; fabrikant
BioEugénie Marie Delbaere werd geboren te Ardooie op 10 juni 1854 als dochter van deurwaarder Désiré Delbaere (Ardooie, 1813-1875) en grondeigenaarster Eleonora Delafontaine (° Ruddervoorde, 1827). Ze trad op 5 november 1880 in het huwelijk te Ardooie met fabrikant Albert Henri Marie Benoit (Kortrijk, 07/01/1851 - 23/01/1887). De getuigen bij het huwelijk waren Jules Delbaere (23 jaar, brouwer te Pittem, broer van de bruid) en Sylvain Van Beselaere (37 jaar, negociant te Ardooie, zwager van de bruid). Het echtpaar ging zich vestigen te Kortrijk in de Groeningestraat 11 (nu nr. 17), vrij dicht bij de O.-L.-Vrouwekerk. Het echtpaar kreeg één dochter Maria Augusta Benoit (° Kortrijk, 14/08/1881). Albert was verantwoordelijk voor de familiale linnenblekerij met bleekweiden tussen de Groeningestraat en de Leie. De woning was reeds eigendom van de familie Benoit in 1846. Na zijn dood nam Eugenie Delbaere zijn taak over, en onder invloed van haar schoonzoon Oscar Dumon (bouwkundig ingenieur uit Brugge) liet ze het volledige bedrijf (weverij en blekerij) samensmelten (1912) met een nog op te richten weverij in Torhout: ‘La Thouroutoise’. Voortaan ging de volledige productie naar Torhout, en werden de geproduceerde stoffen naar Kortrijk gebracht om er gebleekt te worden. Eugénie Benoit-Delbaere verliet het huis in de Groeningestraat en nam haar intrek in een woning in de Doornikstraat, waar ze de rest van haar leven doorbracht bijgestaan door twee vrouwelijke bedienden.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenEen familie van blekers uit Kortrijk

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - persoon

NaamBenoit, Albrecht Hendrik Maria
Datums° Kortrijk, 07/01/1851 - ✝ Kortrijk, 23/01/1887
GeslachtMannelijk
Beroepbedrijfsleider; fabrikant
BioAlbert Henri Marie Benoit werd geboren te Kortrijk op 7 januari 1851 als zoon van August Louis Benoit (+ 04/03/1875) en Nathalie Désirée Descamps (+27/02/1851). Hij huwde te Ardooie op 5 november 1880 met Eugénie Marie Delbaere. Beide ouders van Albert zijn toen al overleden. De getuigen bij huwelijk waren Jules Delbaere, 23 jaar, brouwer te Pittem, broer van bruid en Sylvain Van Beselaere, 37 jaar, negociant te Ardooie, zwager van bruid. Officiële getuigen van de familie van Albert Benoit worden niet vermeld, hij had evenwel diverse broers en zussen en ook zijn Engelse stiefmoeder Caroline Hayeward was nog in leven. Het echtpaar ging zich vestigen te Kortrijk in de Groeningestraat 11 (thans nr. 17), vrij dicht bij de O.-L.-V.-kerk. In de bevolkingsregisters wordt Albert omschreven als ‘Négociant et blanchisseur de fil’. Na de dood van zijn vader nam hij immers het beheer waar van de familiale linnenblekerij met bleekweiden tussen de Groeningestraat en de Leie. Het echtpaar kreeg één dochter Maria Augusta Benoit (° Kortrijk, 14/08/1881). Albert overleed te Kortrijk op 23 januari 1887. Guido Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht voor zijn bidprentje: ‘Maar half en nog niet half vergaan’.
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht; adressenboekje Gezelle
NaamDelbaere, Eugenie Marie
Datums° Ardooie, 10/06/1854
GeslachtVrouwelijk
Beroepbedrijfsleider; fabrikant
BioEugénie Marie Delbaere werd geboren te Ardooie op 10 juni 1854 als dochter van deurwaarder Désiré Delbaere (Ardooie, 1813-1875) en grondeigenaarster Eleonora Delafontaine (° Ruddervoorde, 1827). Ze trad op 5 november 1880 in het huwelijk te Ardooie met fabrikant Albert Henri Marie Benoit (Kortrijk, 07/01/1851 - 23/01/1887). De getuigen bij het huwelijk waren Jules Delbaere (23 jaar, brouwer te Pittem, broer van de bruid) en Sylvain Van Beselaere (37 jaar, negociant te Ardooie, zwager van de bruid). Het echtpaar ging zich vestigen te Kortrijk in de Groeningestraat 11 (nu nr. 17), vrij dicht bij de O.-L.-Vrouwekerk. Het echtpaar kreeg één dochter Maria Augusta Benoit (° Kortrijk, 14/08/1881). Albert was verantwoordelijk voor de familiale linnenblekerij met bleekweiden tussen de Groeningestraat en de Leie. De woning was reeds eigendom van de familie Benoit in 1846. Na zijn dood nam Eugenie Delbaere zijn taak over, en onder invloed van haar schoonzoon Oscar Dumon (bouwkundig ingenieur uit Brugge) liet ze het volledige bedrijf (weverij en blekerij) samensmelten (1912) met een nog op te richten weverij in Torhout: ‘La Thouroutoise’. Voortaan ging de volledige productie naar Torhout, en werden de geproduceerde stoffen naar Kortrijk gebracht om er gebleekt te worden. Eugénie Benoit-Delbaere verliet het huis in de Groeningestraat en nam haar intrek in een woning in de Doornikstraat, waar ze de rest van haar leven doorbracht bijgestaan door twee vrouwelijke bedienden.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenEen familie van blekers uit Kortrijk

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelMaar half en nog niet half gegaan
PublicatieZielgedichtjes (Verzameld dichtwerk, deel I), p. 392

Titel - ander werk

Titelonbekend

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Delbaere, Eugenie Marie

Correspondenten

Delbaere, Eugenie Marie
Gezelle, Guido

Naam - persoon

Benoit, Albrecht Hendrik Maria
Delbaere, Eugenie Marie

Plaats van verzending

Kortrijk

Titel - ander werk

onbekend

Titel - gedicht van Guido Gezelle

Maar half en nog niet half gegaan

Titel18/02/1887, [Kortrijk], [Eugenie Marie Delbaere] aan [Guido Gezelle]
EditeurJulien Vermeulen; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Delbaere, Eugenie Marie]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum18/02/1887
VerzendingsplaatsKortrijk (Kortrijk)
AnnotatieAdressant en plaats gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie; Weduwe Albert Benoit = Eugenie Delbaere.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 179x111
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden rouwpapier
bijlage met verwijzing naar het aantal missen voor de overledene ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5776
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12087
Inhoud
IncipitMes ouvriers m'ont deman-
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.