Als ik mij niet en bedriege, dan is het al sedert Nieuejaar dat er over en weêr geen woord te brieve tusschen ons-beiden gewisseld is. En dat is al te lange tijd, dunkt me. Dies kom ik thans in vriendschap tot U om U beleefdelik te vragen, hoe of het U gaat, en of Gij gezond zijt en in welvaart.
Eene andere, onmiddelike reden om U te schrijvene, en he b ik niet, en heb ik ook sedert Nieuejaarsdag niet gehad. Anders had ik U al eens eerder tijdinge doen toekomen. Maar ik was steeds met arbeid en met velerlei beslommeringen overladen. Een uitgever heeft mij verzocht of hij sommige mijner opstellen, waar bij onder anderen ook die over West-Vlaanderen en over Fransch-Vlaanderen, U bekend, mochte in eenen bundel vereenigd, in 't licht brengen, op nieu[1]p2En 'k hebbe hem daartoe oorlof gegeven, en nog een paar nieue opstellen daar bij geschreven. Ook moesten de oude opstellen menige aanvulling, verbetering en verandering ondergaan - en dit alles nam al mijnen vrijen tijd dit voorjaar in beslag. En zoo volhandig zal het U ook wel gegaan zijn met uwen taal- en letterkundigen arbeid, daar toe met de vernieude beslommeringen die uw lidmaatschap van de Vlaamsche Taalkamer U ongetwijfeld oplevert. Niettemin, Gij blijft nog tijd en lust vinden voor uwe Loquela, zoo als ik maandeliks tot mijne blijdschap blijve ontwaren. En die maandeliksche toezendingen strekken mij dan tevens tot welkome blijken van uwen welstand.
Steeds blijve ik met groote belangstellinge de belangrijke mededeelingen van Loquela volgen. En ik betreure het maar dat ik niet zoo veel als vroeger in de gelegenheid ben om U van tijd tot tijd eens aangaande dit of dat woord het eene of andere te berichten. Ware 't echter dat ik U deswegen het eene of andere werkelik be-p3langrijks te melden had, ik en zoude 't om tijdsgebrek niet laten. Maar ik vond niets in Loquela, dat verbeterd koste worden door mijne toelichtingen. Gij weet zoo veel, en daar bij, Gij weet dat vele zoo goed; 't is maar zoo zelden dat ik er iets zoude kunnen aan toe voegen. Gij heet Gij "Gezelle"? Ge zoudt Gij moeten den naam dragen van uwen uitgever te Rousselaere, ende "Meester" heeten. -
Was mijn opstel in Rond den Heerd, over d'oorijzers der Oud-Vlamsche vrouen[2] naar uwen zin? Ik hope 't.
Van hier is weinig nieus te berichten. In September zal het grrrroote Taal- en letterkundige Congres te Amsterdam gehouden worden[3] Ik denk niet daar aan deel te nemen. De wind die daar waait, op die Congressen van bijzonder-hollandsche taaldwingers, is zoo verderfelik voor onze vlaamsche en friesche plantjes! Niettemin, zoo Gij er naar toe zoudt willen gaan, ik zal U geerne begeleiden, en dat zal mij eene hooge eere wezen. Ook biede ik U dan geerne volle gastvrijheid aan in mijn huis, bij nacht en bij dage. Amster-p4dam is van hier maar een klein halfuur met den spoorwagen. Of zoo Gij anderszins dezen zomer mij de eere eens zoudt willen doen van mijnen gast te zijn, - Gij zijt daar toe steeds uit der herten genoodigd, en 't zal mij eene groote eere en blijdschap zijn.
Wat mij-zelven, mijnen zoon en mijn huis aangaat, wij mogen ons bij voortduring in gezondheid en welvaart, en Godes zegeningen onverdiender wijze, volop genieten. Moge 't U ook alzoo gaan!
Mijn zoon, die anders de verloftijden steeds bij mij doorbrengt, is thans te Dusseldorp, waar hij deze Pinksterdagen doorbrengt met eenen zijner vrienden van hier, die daar leerling is der schilderschole (Maler-Academie). Hij nadert nu den manneliken leeftijd, en zoekt zijnen eigenen weg. God-dank! hij doet het in deugd en eere! De school te Wageningen zal hij nu dezen zomer doorloopen hebben; dan komt hij t'huis, en ga ik met hem, zoo God wil, eenige oude vrienden in Westfalen en in de Hanse-steden bezoeken, en van daar een reisken maken naar Denemarken, hooftsakelik naar Kjøbenhavn, en ook nog naar Zweden. Daarna, zoo is ons voornemen, gaat Andries d'Hoogeschole te Bonn bezoeken, om daar, of ook elders in Duitsch-p52/land nog, Natuur-wijsbegeerte en in het bijzonder Landbou-scheikunde, zijn lievelingsvak, te beoefenen. Er valt zoo veel te leeren voor de jonge-liên tegenwoordig, en hij en heeft geen haast nochte drang zich nu reeds te vestigen. Ook gun ik hem zoo geerne, nu hij eerbaar is ende deugdzaam, eene vroolike jeugd.
Och! daar ben ik al weêr op mijn praatstoeltje! Vergeef den vader dat hij zoo veelvuldig spreekt over zijnen eenigen!
En nu, mijn hoog geeerde en goede Vriend! kan het zijn, verblijd mij dan spoedig eens met een schrijven, waar in ik veel goede berichten hoop te lezen. En wees ten vollen verzekerd, ook al draal ik eens met schrijven, van mijne hoogachting en vriendschappelike genegenheid.
keerom! -p6Beschrijven[4]
in den zin, door U beschreven, overal in Noord-Nederland, in de volksspreektaal in volle gebruik; vooral ook in de friesche gewesten, als: beschrive, beskrive, in de friesche taal als biskriue (uitgesproken ongeveer als: biskrjuwe): Ook in onzen bijbel, volgens de zoogenoemde Statenvertaling:
Evangelie van Sint-Lucas, hoofdstuk 2: "Ende het geschiedde in die selve dagen datter een gebodt uytgingh van den Keyser Augusto, dat de geheele werelt beschreven soude worden.
Dese eerste beschrijvinge geschiedde als Cyrenius over Syrien stadthouder was."
Niferen?[5] In Friesland is nifelen (ni = in ni-cotine), in de friesche taal nifelje (nyfellia) = zeer fijne arbeid, een zeer fijn werk verrichten, knutselen. B.v.
"dat pruukmaken is my oek ien nifelwerkje, soo haar foor haarke fast steke! Nee, suk nifelen befalt my niet! -