Ge zyt waarlyk te veel aanmoedigend voor my. 't Is als of ge wat voorliefde gevoeld voor uw petekind, want ge zyt waarlyk de peter van mynen bundel of liever nog de vroedmeester die 't kind op de wereld gebracht heeft.
't Is wonder hoe dat ik lang getracht heb om uwe goedkeuring te verdienen van eer ik U persoonlyk kennen mocht, tot dien kengelyken avond dat wy te samen rond den knetterenden heerd zaten, dat myn hert het uwe mocht raken of dat ik uit uwen mond veel meer lof mocht hooren als dat ik ooit had durven verhopen.
Lang had het my aan aanmoediging ontbroken. 't Geen ik maakte, over jaren, deed het meeste plezier in den huiskring; en de geletterden, die, 't mee gelegenheid hoorden, vonden 't zeer netjes, maar niemand en sprak van uitgeven, het trok zoo weinig op Bilderdyk, dien Vader David zaliger (Ons Here wilt 't zyn vlaamsche ziele vergeven) in zoo hooge eer had gesteld[1]p2En nochtans my docht altyd dat er iets in zat in 't geen ik maakte, maar 'k was vreesachtig en gewoon de jongste te zyn. Ondertusschen leerde ik eenige uwer gedichten kennen. 'k Zag dat gy uwe eigene gangen gingt en dat ge 't hert kost raken met eenvoudig en waar te zyn. 'k Hoorde uw talent hoog roemen maar tevens onnavolgbaar verklaren. Dat deed my peinzen, hopen en vreezen
't Maken van de vlaggewyding bracht my in betrekking met mynen vriend De Lepeleer en een nieuw leven begost
Nochtans niettegenstaande al de aanmoedigingen en al den goeden raad dien ik aan mynen vriend te danken heb, zou er nog zoo gauw geen kwestie geweest hebben van drukken haddet gy my niet by myn hand gepakt en vooruit getrokken.
'k Mag dus zeggen met recht dat ge de vroedmeester van mynen bundel zyt van myn kind. Ook zal ik U er altyd dankbaar voor blyven
'k Zal dus te Poperinghe een woord zeggen.
Bid God met my dat hy 't my ingeve tot zyne meerden eer en gloriep3Dank voor uwe bemerkingen op Wiegeldewaggel ik neem ze byna altemaal aan.
Nu heeft de Zonne der Vryheid geschenen behoud ik liever zoo als 't is. 't Geeft my al goed die fransche grootspraak weer die ik hier met opzet wil belachelyk maken Misschien hebt gy iets tegen geschenen, maar wy en kennen hier geschongen niet.
'k En weet niet of ge ook nog getroffen geweest hebt door het tafereelken dat ik beschryf 'k Heb dikwyls verwonderd geweest te zien hoe haastig de kleine kinderen (en de groote ook) zyn om door misbruik hunne vryheid te bevestigen en hoe dat ze om te toonen hoe onafhankelyk ze zyn den rug keeren naar deze van wien geheel hun geluk afhangt. Daar zal zeker Vader Adam met zynen appel weer achter zitten
'k Heb aan eenige uwer Collega's der Taalkamer Gedichten gezonden zoo als aan Voorzitter; Schryver Claeys, Daams, Van Droogenbroeck, Hiel, Nolet, in een woord aan al de dichters van ons gedacht of niet. Zyn er nog ander dichters? hoeverre zoudt gy my raden dat te trekken?