p1Brugge, 28en December 1887.
Eerwaarde Heer en Vriend,
Kent Gij den Doodendans[1] van Anthonis de Roovere, of, zoo de schrijver het heet, van der mollen? Daar gaat de Dood rond, om groot en klein naar Mollengijs[2] te ontbieden.
Hebt Gij niet nog ten optelle[3] een exemplaar van Uw Noordsch en Vlaamsch Messeboekske (1860)? Ik heb indertijd Deensch en Zweedsch geleerd en zou daar bijgevolg nog nut uit kunnen hebben. Hadde ik een IJslandsch boekje, dat ware nog schooner: ik ben van zin ook IJslandsch te leeren bij tijd en stond, en zou wel gaarne het een en het ander over de schrijf- en spreektaal der IJslanders vernemen. Is er daar kans toe? En leeft de katholieke pastoor van Reikjavik nog, - De Coene,[4] geloof ik, dat het was, die in ’t Jaer 30 brieven schreef? Ach, weten, weten is
p2zoo wel, maar ‘t kost zo’n moeite om achter alles te geraken
[5] en waarheid uit prullen te scheiden en ‘t wezentlijke uit het schijnbare te onderkennen. Daarom vraag ik aan Uw gezond oordeel wat ik best doen zoude om de Noordsche en IJslandsche
dialecten te leeren kennen, zooals ze metterdaad
[6] leven en roeren.
[7] En om nu te eindigen: een woord van welgemeende erkentelijkheid voor de moeite die Gij U, naar ik verneem, gegeven hebt om mij den titel van briefwisselend lid der
Vlaamsche Academie te doen verwerven, en Uwe politieke vrienden daartoe behulpig
[8] te doen zijn. Zeker, die plaats kwam aan anderen dan ik toe; maar ’t is eene aanprikkeling om meer en beter te leveren dan in ’t verledene en waardig te worden van hetgeen waarvan ik toch niet waardig ben in het tegenwoordige. Hadde ik maar tijd! En alzoo gaat het leven voorbij al trachtend naar tijd en kans …. totdat wij naar
Mollengijs moeten.
p3Gelief mijne beste groetenissen, ook die mijner vrouw, te aanvaarden, en mij steeds te gelooven
Uwen dienstwilligen
N.B. Wat is het meest praktische boek om Gotisch te leeren?