Ik weet niet meer of ik U gezegd heb, dat Deensch en Zweedsch mij niet vreemd zijn. In alle geval had ik het oog op IJslandsch, zoowel – en nog meest – op de gesprokene taal als op de geschrevene; en daarom sprak ik van den pastor van Reikjavik. Andersen is een mijner leerboeken geweest: ik las en verstond er ongeveer de helft van; dan vertaalde ik, zoo het ging, in onze taal, en ‘t geen niet te begrijpen was, haalde ik uit Helms Deutsch-Dänisch Wörterbuch. Zooveel te genoegelijker ging dat, wijl[1] een mijner vrienden, die nu in New-York is, tezamen met mij Deensch leerde en daarmeê grondig ’t Engelsch leerde begrijpen. Voor den leeraar van Engelsch bij ons Atheneum was het Deensch eene ware openbaring: al wat de manp2voorheen als “celtique, celtique ancien, probablement celtique” aanzien had, werd hem nu, bij middel van Deensch, en ook met wat oudvlaamsch (à quoi sert le flamand?[2]), geheel duidelijk en alledaagsch.
Ulfilas en ‘t Yslandsch Woordenboek zal ik mij tegen dezen zomer aanschaffen. Dank voor de aanwijzing![3]
De familienaam Maelegheys is mij niet onbekend, evenmin als de verfranschte gedaanten[4] Mallengier (-gié) en Mallengié.
Ik heb vernomen, dat de Maugis-handschriften[5] bij den Heer de Pauw zijn en dat de droom van Madoc allicht[6] kenbaar gaat worden. Ik ben nieuwsgierig. Hebt Gij gezien hoe de Heer De Pauw, zienlijk ter wille van de Academie, in de Toekomst gerakeld wordt?[7] Hekelen moet wel geestig zijn, geloof ik.
Ik heb dezer dagen een goudstukje gerischierd[8] dat ik mij niet beklagen zal: Oud Nederland van Johan Winkler en J. Samyn’s Kruidwoor- p3denboek. Dat is kloek eten! Zijt gij ook van dat gedacht niet?