<Resultaat 1098 van 2074

>

p1
Wel Eerwaarde Heer en Vriend

Verschoon mij dat ik niet eerder op Uwen vriendelijken brief geantwoord heb; ik ben deze dagen eenigszins onpasselijk geweest en heb buiten mijn ambtsbezigheden allen arbeid moeten staken.

Ik bedank U zeer voor uwe belangvolle aanmerking over Alexanders Geesten III, 444. Het is niet zonder aarzelen dat ik onder die brake vertaald heb door sub vinculis, in banden geslagen, of gevangen weggevoerd; maar ik kon niets anders vinden, en daar mij het zwijgen verboden was, meende ik ook eene uitlegging te moeten wagen. De zin van de spreuk moet zijn: "wanneer de herder afwezig is, dan staat het slecht met de schapen." Immers Maerlant haalt dezelve aan, als door de vlucht van den koning en veldoverste Darius het Per-p2zisch leger geen weerstand meer biedt en door de Grieken erg mishandeld wordt. Gualterus zegt hierover

cumque caput nutat turbari membra necesse est,

hetgeen Maerlant vertaalt door:

Ende es recht ende nature

Alst hooft heeft quade aventure

Dat al die lede zijn tongemake[1]

Dan voegt hij er bij de spreuk over den herder, die bij Gualterus ontbreekt. Uwe uitlegging behaagt mij zeer; er blijft slechts over te bewijzen dat onder de brake zijn kan beteekenen faire defaut.

Het woord vindevogel is, voor zooveel ik weet, bij ons onbekend. Men zegt vondeling. Vindevogel is waarschijnlijk eene van die volksuitdrukkingen waarin vogel de plaats vervangt van kind, jonge, ook wel man; het staat dus gelijk met het hoogd. findelkind. Vondeling, findling, enfant trouvé, is in het latijn infans expositus of expositicius ook wel projectitiusp3in het italiaansch fanciullo esposto, in het spaansch niño enechado of enechado alleen, d.i. verworpen kind.

Men zegt ook eigenaardig in het spaansch hijo de la piedra, "kind van den steen". Het Grieksche woord is βρέφος ἔκθετον, en van dit βρέφος komt βρεφοτροφεῐον brephotropheon, als naam van vondelingenhuis, findelhaus. De ongelukkige kinderen aldaar opgevoed zijn slechts kinderen genoemd, gelyk zij in Italië in zulke gestichten orfanelli "weesen" heeten. Bij de Hebreers was de zaak zelve onbekend, en de naam ontbreekt. Meer weet ik U niet te zeggen en ik blijf

Uw Eerw. zeer toegenegen
L. Roersch

Noten

[1] Komt uit Alexanders geesten

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamRoersch, Lodewijk
Datums° Maastricht, 31/05/1831 - ✝ Luik, 28/10/1891
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; taalkundige
VerblijfplaatsNederland
BioLouis Chrétien Roersch deed zijn middelbare studies aan het atheneum van zijn geboortestad en ging daarna studeren aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de Leuvense universiteit, waar hij contact had met J.B. David en met het genootschap Met Tijd en Vlijt. Hij promoveerde er in 1853 en werd daarna leraar in Brugge en Luik. In 1870 werd hij lid van de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Twee jaar later werd hij tot gewoon hoogleraar taalkunde benoemd aan de universiteit van Luik waar hij zich toelegde op de geschiedenis van de filologie in België. In 1882 volgde zijn benoeming tot corresponderend lid van de Klasse der Letteren van de Académie royale en vijf jaar later tot gewoon lid. In 1884 was hij ondertussen ook lid geworden van de Commission de la Biographie Nationale, waarvoor hij verscheidene nota’s leverde. Zijn aandacht ging vooral uit naar het onderwijs. Vele van zijn publicaties zijn overigens schoolboeken. In de Académie royale maakte hij ook deel uit van de Commission chargée de la publication des anciens monuments de la littérature flamande, waar hij werkte aan een glossarium op de "Alexanders Yeesten" van Jacob van Maerlant. Wellicht werd hij daardoor een van de achttien leden die in 1886 benoemd werden bij de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in Gent.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenW. Rombauts, Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1979, p.54-55 ; https://www.uliege.be/cms/c_10508749/fr/louis-roersch; https://www.rhcl.nl/nl/ontdekken/blog-overzicht/de-professorenbuurt-deel-4-louis-roersch

Briefschrijver

NaamRoersch, Lodewijk
Datums° Maastricht, 31/05/1831 - ✝ Luik, 28/10/1891
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; taalkundige
VerblijfplaatsNederland
BioLouis Chrétien Roersch deed zijn middelbare studies aan het atheneum van zijn geboortestad en ging daarna studeren aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de Leuvense universiteit, waar hij contact had met J.B. David en met het genootschap Met Tijd en Vlijt. Hij promoveerde er in 1853 en werd daarna leraar in Brugge en Luik. In 1870 werd hij lid van de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Twee jaar later werd hij tot gewoon hoogleraar taalkunde benoemd aan de universiteit van Luik waar hij zich toelegde op de geschiedenis van de filologie in België. In 1882 volgde zijn benoeming tot corresponderend lid van de Klasse der Letteren van de Académie royale en vijf jaar later tot gewoon lid. In 1884 was hij ondertussen ook lid geworden van de Commission de la Biographie Nationale, waarvoor hij verscheidene nota’s leverde. Zijn aandacht ging vooral uit naar het onderwijs. Vele van zijn publicaties zijn overigens schoolboeken. In de Académie royale maakte hij ook deel uit van de Commission chargée de la publication des anciens monuments de la littérature flamande, waar hij werkte aan een glossarium op de "Alexanders Yeesten" van Jacob van Maerlant. Wellicht werd hij daardoor een van de achttien leden die in 1886 benoemd werden bij de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in Gent.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenW. Rombauts, Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1979, p.54-55 ; https://www.uliege.be/cms/c_10508749/fr/louis-roersch; https://www.rhcl.nl/nl/ontdekken/blog-overzicht/de-professorenbuurt-deel-4-louis-roersch

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLuik

Naam - persoon

NaamRoersch, Lodewijk
Datums° Maastricht, 31/05/1831 - ✝ Luik, 28/10/1891
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; hoogleraar; taalkundige
VerblijfplaatsNederland
BioLouis Chrétien Roersch deed zijn middelbare studies aan het atheneum van zijn geboortestad en ging daarna studeren aan de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren van de Leuvense universiteit, waar hij contact had met J.B. David en met het genootschap Met Tijd en Vlijt. Hij promoveerde er in 1853 en werd daarna leraar in Brugge en Luik. In 1870 werd hij lid van de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Twee jaar later werd hij tot gewoon hoogleraar taalkunde benoemd aan de universiteit van Luik waar hij zich toelegde op de geschiedenis van de filologie in België. In 1882 volgde zijn benoeming tot corresponderend lid van de Klasse der Letteren van de Académie royale en vijf jaar later tot gewoon lid. In 1884 was hij ondertussen ook lid geworden van de Commission de la Biographie Nationale, waarvoor hij verscheidene nota’s leverde. Zijn aandacht ging vooral uit naar het onderwijs. Vele van zijn publicaties zijn overigens schoolboeken. In de Académie royale maakte hij ook deel uit van de Commission chargée de la publication des anciens monuments de la littérature flamande, waar hij werkte aan een glossarium op de "Alexanders Yeesten" van Jacob van Maerlant. Wellicht werd hij daardoor een van de achttien leden die in 1886 benoemd werden bij de oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde in Gent.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenW. Rombauts, Jaarboek van de Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, 1979, p.54-55 ; https://www.uliege.be/cms/c_10508749/fr/louis-roersch; https://www.rhcl.nl/nl/ontdekken/blog-overzicht/de-professorenbuurt-deel-4-louis-roersch
NaamDarius III
Datums° 380 v. chr. - ✝ 330 v.chr.
GeslachtMannelijk
Beroepkoning
VerblijfplaatsPerzische Rijk
BioDarius III was de laatste koning van het Perzische rijk. Door de nederlagen van deze vorst tegen Alexander de Grote kon de jonge Macedonische koning zijn Grieks wereldrijk tot stand brengen.
Links[wikipedia]
Naamvan Châtillon, Walter (Gautier, Gualterus); Gautier, Gualterus, de Castiglione
Datums° Rijsel, 12de eeuw
GeslachtMannelijk
Beroepdichter
VerblijfplaatsFrankrijk
BioWalter van Châtillon wordt ook wel Walter van Rochin of Walter van Rijsel genoemd, naar zijn geboorteplaats. Hij studeerde te Reims en te Parijs en vestigde zich te Châtillon(-sur-Marne?), waar hij als clericus een school leidde. In zijn studentenjaren schreef hij gedichten in de trant van de vagantenpoëzie die hun weg vonden naar de collectie van de Carmina Burana. Het hoogtepunt van zijn veelzijdig Latijns werk is het bijzonder invloedrijk Alexander-epos "Alexandreis, sive Gesta Alexandri Magni".
Links[wikipedia]
Naam(van) Maerlant, Jacob; Vader Maerlant
Datums° Brugse Vrije, ca. 1230-1235 - ✝ Damme, ca. 1288-1300
GeslachtMannelijk
Beroepdichter
BioJacob van Maerlant was een Vlaams dichter uit de 13de eeuw en een van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs; vandaar zijn erenaam ‘vader der Dietsche dichteren algader’. Hij werd geboren in het Brugse Vrije rond 1230-1235 en genoot zijn opleiding waarschijnlijk aan de kapittelschool van St.-Donaas in Brugge of in de cisterciënzerkloosters van Ter Doest en Ter Duinen. Ca. 1260 werd hij koster in Maerlant op Voorne (Zeeland). Hij overleed in Damme ca. 1288-1300. Zijn belangrijkste werken zijn, naast de Strofische Gedichten, adaptaties uit historiserende en encyclopedische werken uit het Frans en het Latijn, o.m. Alexanders Geesten (ca. 1260), Der Naturen Bloeme (ca. 1270), Rijmbijbel (1271) en Spiegel Historiael (1285-1288).
Links[wikipedia], [dbnl]
BronnenTer Laan, MEW

Naam - plaats

NaamLuik

Titel - ander werk

TitelAlexanders geesten van Jacob van Maerlant : met inleiding, variaten van hss. aanteekeningen en glossarium, op gezag van het staatsbestuur en in naam der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Letteren en Fraaije Kunsten
Auteurvan Maerlant, Jacob (auteur); Snellaert, Ferdinand Augustijn (editeur)
Datum1860-1861
PlaatsBrussel
UitgeverM. Hayez

Titel08/02/1888, Luik, Lodewijk Roersch aan [Guido Gezelle]
EditeurPaul Thoen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderRoersch, Lodewijk
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum08/02/1888
VerzendingsplaatsLuik
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x134
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5983
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12271
Inhoud
IncipitVerschoon mij dat ik <-U> niet eerder op Uwen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.