<Resultaat 1102 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer en Vriend,

Rond den Heerd van heden geeft een stukske, Djent[1] en feintig[2] waarin ik o.a. lees:

“D’iefrouwkes, ze zijn djent,
…...
Maar peizen in de morge
En ‘t huiswerk goe’ bezorge’,
Dat sijn ze nie’ gewend!” (Kortrijk).

Zegt men dat wel, in de morgen? = i morges. ‘t Ware mij ‘t weten weerd.

Deunen.[3] Als ik niet mis ben, dan kennen de Antwerpenaars Deunen in den zin van snoeven, fransch blaguer.

Okselgeere.[4] Te Brugge even goed bekend,

Splenter.[5] De parapluie wordt te Brugge ook wel sparappel geheeten, juist omdat de parapluie opensplet gelijk de sparappels; andere heeten enen ouden parapluie eene blomkoole, en de gelijkenis is evenp2treffend.

Teljaar.[6] Met de eeuwe gaan (Brugge) = even veel jaren tellen als de eeuw.

Vlakversch.[7] = Bloedversch, bij de viswijven te Brugge

Vlotmelk.[8] Te Kjøbenhavn eten ze rødkrød (moerbeiers[9]) met fløte, vlotmelk, overgoten.

Gedossig.[10] Is dat – dos - het zelfde niet als fransch doux, dousse = zacht (Brugge)?

Inrapen.[11] Men hoort ook: “Waar hebt gij zulke redens opgeraapt?”

Klozze.[12] Te Brugge klosse = diklijvig vrouwmensch, zwelte. Ook wel klosse-tente (— ⌣— ⌣) geheeten.

Kuddel.[13] Te Brugge: knuttel, kleine jongen. Kneutel, Deensch knøs = gamin.

Slag.[14] Te Brugge: een tourneetje pinten.

= Te Brugge: “Is me dat hier een’ speite (soms ook speie) van den trek!”

= De beuke van een hemd[15] is te Brugge “geheel de kuipe”, geheel de rondte van een hemd.

= Hardzaad? …. Hier heeten de kinders hunne marbels òòk zaad, te weten in “de Engelsche ronde”. p3= Op droog zaad zitten[16] = in Holland: op zwart zaad = in berooiden toestand; fransch dans la dèche.

= Bedinsten.[17] Bijdien, bijtijds, bijtijdsten, bidiensten, bedinsten; middelerwijl.

= Gehuchte van volk.[18] Hebt Gij Sigart’s Dictionnaire wallon de Mons niet onder Uw bereik? Ik geloof daar indertijd onder Verbo[19] hameau[20] iets aangaande slecht[21] volk gelezen te hebben; maar ‘t is te lang geleden om het nog met zekerheid te durven zeggen.

Uw toegenegen
K. Deflou

Noten

[1] Djent, djint = fraai, lief, bevallig: een djent kleed. Figuurlijk = treffelijk, eerlijk, edel: hij heeft een djente maniere van doen over hem. Ook = behendig: een hondje leren djent staan (opzitten en pootje geven). (L.L. De Bo, West-Vlaamsch Idioticon. Gent: Alfons Siffer, 1892)
[2] Bevallig, lief: een fyntig kind, een fyntig aangezichte, fyntig gekleed. (L.L. De Bo, West-Vlaamsch Idioticon. Gent: Alfons Siffer, 1892, uitgave Handzame)
[3] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand (december) 1887) 8, p.58: “DEUNEN, deunde, gedeund. = Geweldig spreken, uitvallen, losdonderen. — 't Is wel dat er nog al tegen gedeund geworden is, op den preekstoel, anders zou 't veel slechter gaan. Geh. Iseghem.”
[4] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, p.61: “OKSELGEERE, de. = Geere die in de oksels van een hemde genaaid zit. — Die okselgeeren zijn te smal: snijdt er andere. Geh. Paschendaele.”
[5] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, p.62: “SPLENTER, den. = Scherm, regenscherm, reinwere, zonnewere, onvl. paraplowi, partelowie, paraplu, perreplu, perdeplu, perneplu. — 't Heeft fel geregend, maar 'k ha' nog 'n brokke van ne splenter mee. Geh. Kortrijk. De Bo heet het w. splenter den spotname van de reinwere, nochtans 1° wordt het w. anders als spotsgewijze gebezigd, b. v. te Kortrijk, en 2° 't schijnt alleszins een zintreffend woord, immers de reinwere is een gerief dat men opensplet, opensprietelt, opensplentert, als men het ten gebruike stelt; en bovendien het wierd eertijds gemaakt van gesplette, gesplenterde walvischbaarden, anders gezeid balein.”
[6] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, p.62: “TELJAAR, het. = Het jaar dat nu lijdende of loopende is, sedert het laatste vereeuwen. — 'k Ben een jaar ouder, een jaar jonger als het teljaar. Dat is (in 't jaar 1887): Ik ben 88 of 86 jaar oud. Die 87 jaar oud zijn zijn zoo oud als het jaar, het teljaar; zij tellen, zij leven, zij doen, zij gaan, zij verouderen met het jaar, met de jaren. Geh. Kortrijk.”
[7] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, p.64: “VLAKVERSCH. = Geheel en al versch, van visch sprekende, zeer versch; schaars, onlange gevangen. — Koopt die visch, Mevrouwtje, hij is vlakversch! Geh. Oostende. Dit is de antwoorde op de vrage: “Wat beteekent het w. flakvisch?” 't Was vlakversch, mishoord flakvisch.”
[8] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, p.64: “VLOTMELK, de. = Vlotemelk, Fr. lait écréme. Geh. Elverdinghe.”
[9] Rode bosbessen.
[10] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Jaarmesse 1888) 9, p.67: “GEDOSSIG. = Gerust, stille, bewegingloos, zonder gedruisch. — Zegt tegen de jongens, die daar buiten spelen, dat ze moeten gedossig, wat gedossiger zijn: moeder slaapt. Geh. Desselghem. 't Woord gedossig draagt geheel en al den zin van 't w. gedoezig, dat bij De Bo staat, 't Zal wel eene versterkte uitsprake zijn 't een van 't andere.”
[11] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Jaarmesse 1888) 9, p.68: “INRAPEN, raapte in, ingeraapt. = Indrinken, innemen, met het verstand, achterleeren bij 't zien en 't hooren, Latijn imbui. — Als de kinders de groote menschen hooren en zien kwalijk doen en kwalijk spreken, ze rapen dat rechtuit in. Geh. Kortrijk-buiten en Veurne-Ambacht.”
[12] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Jaarmesse 1888) 9, p.68: “KLOZZE, de. = Klomp, blok. — Dat is eggroote klozze van evvrommensche. Geh. Poperinghe.“
[13] Zie ook: Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Jaarmesse 1888) 9, p.68: “KUDDELSCHOLE, de. = Schole voor kuddels, d. z. kleene kinders van twee tot drie, viere, of vijf jaar oud. — Zijn broere loopt nog naar de kuddelschole. Geh. Lichtervelde. Door 't verkort uitspreken laat men doorgaans de e van –el wegvallen, en dan hort ende stoot de d tegen de l, waarbij ze noodzakelijk overgaat in t. Dus kuddelschole, uitsprekens kudlschole, kutlschole, door misverstaan *keutelschole, en dan vertaald (z. Kramers) kakschole! Wie weet of De Bo's ww. keutelbende, keuteljacht geen missprokene gedaanten en zijn van kuddelbende, kuddeljacht: bende, trop kuddels, kudde, jacht (agmen) kleene jongens? Is mijn gissen hier niet mispast, dan hadde De Bo misschien beter dat schoon Fr. woordeken merdaille voor Kramers gelaten, die 't vertaalt (en wel vertaalt) door “strontjongens.”

Op hlfz. 55 en 56 van Loquela 1886 wordt er gesproken van het VI. w. kudde, kuddeken, dat met kuddel broere en zuster is, of al bij.”

[14] Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Jaarmesse 1888) 9, p.69: “SLAG, het. = Zulk getal enkelingen, b. v. pinten bier, waarvan elk rechthebbend deelnemer eene en de zijne heeft. — Bazinne, nog esslag pinten, dreupels, voor uus getwiintigen. Geh. Houthem-in-Veurne-Amb.“
[15] Reactie op vraag in: Bijblad van Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, (Jaarmesse 1888) 9, p.3: “Zegt men de beuke of den beuk van een hemde, sprekende van de twee beuken: 't vooren- en 't achterstik van een hemde? Geh. Paschendaele.” Later opgenomen in: Zantekoorn in Loquela: 7 (Lente 1888) 11, p.81: “BEUK, den. = Voor- of achterpand van een hemde; dat deel van 't hemde dat den rugge en het lijf bekleedt, tot beneden toe. — Snijdt gij de beuken, 'k zal ik—ik voor de geeren zorgen. Geh. Rousselaere, Ruddervoorde, Oost-Roosebeke. Hier is nog een van die oude woorden, die de Vlamingen trouw bewaard hebben. Kiliaen zegt immers: “Baeck. Jam beuck. Truncus corporis. Beuck, baeck. Truneus corporis, truncum corpus. Beuck. Tunica siue indusium sine manicis et collari: colobium, exomis, thorax.“ Indusium sine manicis et collari, een hemde zonder mouwen en zonder hals, dat is recht hetgene de Vlamingen den beuk, den voorensten en den achtersten beuk, van een hemde heeten, tot den dag van heden toe. “Beuk beteekent te Leuven en te Antwerpen, stad en provincie, het middenstuk van een hemd,” zegt Pastor Schuermans, i.v.”
[16] Reactie op vraag in: Bijblad van Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, (Jaarmesse 1888) 9, p.3: “Wat is: “Op droog zaad zitten?” Geh. Hasselt.” Later opgenomen in: Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Oostermaand 1888) 12, p.93: “OP DROOG ZAAD zitten. = Kort in de beurze zitten, geen geld meer hebben, te weinig om te leven en te vele om te sterven. — Hij zit op zijn droog zaad, op droog zaad. Geh. Antwerpen, Hasselt, Brugge, Kortrijk, Thielt. Op droog zaad zitten bediedt nog erger, te weten in 't kot zitten, schrijft men mij uit Sint-Truyen; en in Holland zegt men op zwart zaad zitten, in 't Fr. être dans la dêche.”
[17] Vraag in: Bijblad van Loquela: 7 (Kerstmaand 1887) 8, (Jaarmesse 1888) 9, p.4: “Wat bediedt het tijdbepalend woord bedinsten: 'k Zal 't bedinsten gaan doen? Geh. West-Niekerke.”
[18] Reactie op vraag in: Bijblad van Loquela: 7 (Pietmaand en Bamesse 1887) 5-6, p.5, (Alderheiligen 1887) 7, p.4: ““'t Is al gehuchte van volk dat daar te ziene is.” Wordt dat zeggen nog ievers gehoord, waar en met welken zin?” Later opgenomen in: Zantekoorn. In: Loquela: 7 (Lente 1888) 11, p.83: “GEHUCHTE, het. = De honderd duist, de groote hoop, Jan en alleman; ook rijfraf, slecht volk, grouw. — 't En is vandage nog niets, maar zondag avond zalder gehuchte van volk zijn! Geh. Coolscamp. — 't En is al maar gehuchte van volk dat daar gaat. 't Is al gehuchte dat op 't Callotje weunt! Geh. Kortrijk, Sint-Truyen, Thielt, Lichtervelde.”
[19] (Het) woord.
[20] Mogelijk een verwijzing naar ’Desselghem‘. In: Loquela: 4 (Lente 1885) 11, p.86: “Dus hebben wij eindelijk Thrasalingehem als eene oude en zuivere gedaante van het woord Desselghem; en die gedaante vervalt, gelijk duizend anderen, in -hem (heem, heim, ham, hameau, hom, home), dat woonstede beteekent, en Thrasalinge-.”
[21] Eenvoudig, gewoon, met de nuance gemeen.

Register

Correspondenten

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDeflou, Karel
Datums° Brugge, 09/07/1853 - ✝ Brugge, 27/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; filoloog; letterkundige
BioKarel Deflou was de zoon van een antiquaar-prentenhandelaar in de Gruuthusestraat, naast de drukkerij waar Guido Gezelles ‘Jaer 30’ verscheen. Door het overlijden van zijn vader in 1866 kwam er een einde aan het antiquariaat en kon de jonge Karel niet verder studeren. Na zijn basisonderwijs werd hij bediende, en vervolgens beambte bij de provincie West-Vlaanderen. Hij bekwaamde zich op eigen houtje in de Germaanse en oude talen en legde zich toe op taalstudie en geschiedenis. Vooral de toponymie boeide hem. Hij was een schrijver en historicus met een grote werkkracht en een goed geheugen. De eerste bijdrage die van hem in druk kwam, behandelde de Brugse straatnamen. Vanaf 1879 begon hij de toponiemen te verzamelen, een decennialange bezigheid die in zijn monumentale woordenboek zou uitmonden. Vanaf 1887 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, en vanaf 1926 ook van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Verder was hij ook bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge sinds 1911, en was hij de eerste bibliothecaris van het Willemsfonds te Brugge. Zijn meesterwerk is het 'Woordenboek der Toponymie in Westelijk Vlaanderen', dat in 18 delen verscheen tussen 1914 en 1938. Nog vooraleer het af was, werd hem hiervoor in 1928 een grootse hulde gebracht en verkreeg hij een eredoctoraat van de KUL. Aanvankelijk sloot Deflou aan bij de kring rond Julius Sabbe. Dankzij de taalkundige belangstelling hebben Deflou en Gezelle elkaar pas echt gevonden in de Loquela-periode. De Flou was in 1882 getrouwd met Eulalie Sylvie Verbrugghe, die ooit nog een buurmeisje van Gezelle was geweest aan de Lange Rei/Potterierei.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelRond den Heerd. Een leer-en leesblad voor alle lieden.
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelDictionnaire étymologique Montois ou dictionnaire de Wallon de Mons et de la plus grande partie du Hainaut
AuteurSigart, J.
Datum1866
PlaatsBruxelles
UitgeverFlateau

Titel19/02/1888, Brugge, Karel Deflou aan [Guido Gezelle]
EditeurJohan Van Eenoo
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDeflou, Karel
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum19/02/1888
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 210x135
wit, vierkant geruit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief5990
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12278
Inhoud
IncipitR. d. H. van heden geeft een stukske Djent
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.