't Is zondag. 't Is te zeggen werkdag voor de priesters en rustdag voor de fabrikanten. Fabrikant ben ik ongelukkiglyk nog en veel meer als ik 't wel zou begeren hoe weinig vereerend en dichterlyk deze benaming zy
In plaats van opgetogen te trachten naar 't schoone moet ik neergebukt zwoegen over 't nuttige. De engelen die my moeten ingeven en bezielen 't is de Parysche mode-engel met zyn waaiende slippen en bloote knieën 't is de goedkoop geest met zyn vierigen blik en kortgescharte nagelen.
Onder hun juk zucht ik, werk ik, vroet ik met ingespannen krachten, gelyk een engel die in de ploeg zou liggen, zonder eenigen troost als de volbrachte plicht. 'k En heb byna geen tyd of geen goeste meer om nog te dichten en 'k zegge nogmaals
En de grond van al myn schoon
Meer als dichterlyke klaarheid
Spreidt zyn hemelglans ten toon." (zingen)
'k En blyve niet min dankbaar aan den engel van 't schoone die myn hert veredeld heeftp2en my door eigenweerdeering meer bekwaam tot alle werken heeft gemaakt, welkze ze zyn mogen.
Misschien komt er een dag dat ik de ploeg zal mogen daarlaten en dat myn herte nog warm genoeg zal zyn om eenige vlammen te schieten. Dan misschien zal ik bly zyn van een onversleten dichtgevoel terug te vinden, dat in te veel belezenheid in te veel onnatuurlyke letterpoogingen zyne eigenaardigheid zou kunnen verloren hebben.
Nu en heb ik geenen tyd om iets te verzinnen buiten myn eigen. Maar myn herte, gelyk eene windharp, staat altyd gereed om den adem des Heeren die over my waait te ontvangen en zy geeft ongekunsteld en als onbewust den natuurlyken toon die haar ingeschapen is.
Zou 't zoo misschien zyn dat de Heer wilt dat ik zinge.... 't Zy zoo dan.
Maar wat is dan die objective poesie waar men altyd van raast als van de eenige schoone?
Meester, Meester, ik begin weer zoo'n goeste te krygen om met u te spreken. Gy hebt my al zoo dikwyls moed gegeven.p3Ik wensche zoo om nog eenige uurkens met U te mogen engel zyn en geen peerd[1]
Komt ge niet 'nen keer weer, by den vlaamschen heerd en den vlaamschen Leeuw[2] Ach! 't is waar; wil ik hem vastleggen?
Dank voor uw Marialiedje[3] Zeer lief! Wat hebt ge gevonden van Francisca?
'k En weet nog van geen een geuzen beoordeeling van myne gedichten Hebt ge geen vrienden die my daar kunnen aan helpen Komen al de hollandsche en de vlaamsche tydschriften niet in de Taalkamer en kunt gy die daar niet krygen en my laten lezen als er iets in staat
Van de volgende heb ik met 't verzenden der 2 boeken een nummer gevraagd met de beoordeeling, tegen wederbetaling. En 'k en heb niets gezien
Nederlandsch museum
Toekomst
Kunst- en Dichterhalle
De portefeuille
De wetenschappelyke nederlander
De Katholiek
Flandriap4Maar wat is er toch van de biehalle geworden? die my zoo dikwyls in uw aangenaam gezelschap heeft gebracht. Wat zal er geworden van al de werken die de biehalle op heur had genomen: 't Daghet in den oosten en andere?
Hierneven schryf ik U iets uit voor De wetensweerdigheden
'k Heb met smaak Oud Nederland gelezen al is 't wat ‘nen zwaren hollandschen boterham, moeilyk om in eens te verteren Als die man Winckler nog komt moet ge hem eens naar hier brengen, er is hier nog een ryke oogst voor hem waar hy zeker zou van verschieten. 'k Wed dat het Land van Waas hem zou bevallen.
Kent hy myn bundelken al? Wil ik hem een zenden?
Och kom nog eens, en kunt ge niet schryf my dan toch nen goeien brief waar ik u, tenminste voor een deelken, in wedervind
Vrouw en kinderkens groeten U met my