Wat is het lange geleden, sedert ik iets van U persoonlik vernam! Hoe maakt Ge het toch? Moge 't met U zoo wel zijn als met mij het geval is - door Gods goedheid! Gij hebt het tegenwoordig zekerlik zeer druk door uwe ambtelike plichten - niet waar? Maar toch zult Gij wel twee minuten kunnen uitsparen, om mij te antwoorden op mijne vrage wie toch de Bestierder is van "het Belfort", opdat ik hem een klein opstelleken[1] zal kunnen zenden voor zijn tijdschrift, dat ik schrijven wil naar aanleiding van eene misstelling in des eerw: Heeren Dr H. Claeys' opstel over de Bekeeringe Vondels[2] Zoude het Belfort van mij een opstel willen aanveerden en plaatsen? Het beweegt zich louter op taalkundig gebied. -
Eenige maanden geleden deedt Gij mij de verblijdende mededeeling dat Gij mijn "Oud Nederland" in “het Belfort” zoudt aankondigen en bespreken. Zijt Gij nog aan dat voornemen getrouw gebleven. Zekere Heer Gittee, Leeraar te Charleroy, heeft mij daarover geschreven en wenscht dit ook te doen (in het tijdschrift van Profr Paul Fredericq?) -