Als naar gewoonte heb ik Loquela (11-12)[1] met veel smaak gelezen, herlezen, overwogen en, als een tintijzer[2] aan anderen voorgelezen. Uitslag:
Bedei,[3] dei = doening, daad? Armen dei = arme doening, tiering, bedei?
Duilen,[4] huilen. Reinaert, vers 693:
“Hi sach wel, hi was bedrogen:“Hi began briesschen ende dulen;”
is dus geene kwade lezing, zooals men vermoed heeft; en dulen is dan ook geen dol worden, zooals Fr. Willems meende.
Hekeltee.[5] Ik heb nog al eens hekelvee gehoord = hekelvede, synoniem van hekelteers[6] zelfde obscene[7] gedacht.
Keergeld.[8] Geld dat men seffens weder ontvangt, b.v. betalende aan A, geeft deze het staanden voet over aan B, die mij met dat eigen geld zijne schuld betaalt.
Zweerwoord.[9] Te Brugge: Hellewoord. “Moeder,p2“Jantje heeft hellewoorden gezeid, in schole.”[10]
De kerke in ‘t dorp houden,[11] wordt te Brugge, met gelijke bediedenis[12] veel gezegd.
Kort geknipt[13] = lichtelijk gram; opschietend. Ik heb een’ Waal in ‘t Vlaamsch “kort gekleed” hooren zeggen, en door die bijzonderheid het fransch court-vêtu leeren kennen.
Nijsterachtig[14] is te Brugge: kniezerig, vrekkig.
Veeg goed[15] heet hier nog steeds reeuwgoed, omdat, zegt men “de reeuw (doods- of lijkgeur) de loog[16] doet keeren, en de reeuwgoederen alleen[17] moeten gewasschen worden”.
Is “trollekant”[18] geen Brugsche tråliekant?
Vertijs[19] = virtuut, vertier, vertien, breê veertiene, leute, bombance. (Brugge.)
Dezer dagen hoorde ik uit Brugsche mond: “Het is een gegoten huwelijk” = un couple bien assorti.” en “het huis moet wepel[20] zijn met Oegst.”
Hierbij voeg ik een bladje afschrift wegens verbo Boeline.[21]
Over de smalletjes heb ik reeds geschreven. Dat moet allicht aaneenhangen met de smalekens die men “oprolt”?[22]p3Ik heb dezer dagen op mijn bureel notitie genomen van min gekende namen van dingen, die in 1887 aan de Weefscholen geleverd wierden. Ik zal u dat eens terhand stellen. Alleen dit: de vorm gatouwe[23] vind ik onveranderlijk geschreven te: Swevezeele, Ardoye, Hulste, Passchendale, Ruddervoorde & Westroosebeke.
Een Kortrijzaan kon zijn dialect niet verduiken en schreef:
“te saeme voor aerby, voor skeen en leeren, voor skieven, aan 13 centiem de voet gelever.”[24]
Ik ben ter laatste zitting[25] van de Academie niet geweest, dewijl men vergeten heeft mij te beroepen, - tenware de vermaanbrief in de Post verloren gegaan ware. Het spijt mij te meer, daar Prof. Michiels daar iets voorgesteld heeft aangaande het uitgeven eener Geschiedenis der Nederlandsche Taal.[26]
Weet Gij niet wat deze Collega bedoelde? Zoo ja, zeg het mij eens. Gij begrijpt wel hoe sterk mij dat aanbelangt.