Een paar dagen geleden ontfing ik, van uwentwegen mij toegezonden, eenen afdruk van de vijfde uitgave uwer "Kerkhofblommen"[1] en daar toe nog een schoon gedicht van den vijftigsten verjaardag van 't Klooster der Liefdezusteren tot Heule[2] benevens d'eerste afleveringe van "Volk en taal". Voor dat alles zeg ik U mijnen herteliken dank bij dezen - boven al dank voor uwe zoo vriendelike gezindheid te mijwaarts, waaraan ik deze jonste verschuldigd ben.
Met blijdschap heb ik deze vijfde uitgave uwer heerlike Kerkhofblommen begroet. Immers is zij een duidelik sprekend bewijs hoe het vlaamsche volk dien schoonen bloemtuil in eere houdt en op prijs stelt, en telkens hem op nieu begeert. Ik verheuge mij in de zoete gewaarwordinge die deze vereeringe en waardeeringp2van uw werk door uw volk bij U moet te wege brengen.
En het blad "Volk en taal" heb ik evenzeer met blijdschap begroet. Het is eene onderneminge die veel heil en bate voor onze volkszaak en volkstaal kan ten gevolge hebben! Moge dit zoo uitkomen, en het blaadje winnen en bloeien en veel vrucht dragen. Zoo Gij eenen overtolligen afdruk te missen hebt, in 't vervolg, zoo houde ik mij daar toe bijzonderlik in uwe welwillendheid aanbevolen. -
En hoe of het tegenwoordig met uwe gezondheid gaat? Ik hoop van herten dat ik op deze vrage van U eens een gunstig antwoord zal mogen ontvangen, en dan te vernemen dat Gij wel te passe zijt, en dat uwe ongesteldheden gants en gaar geweken zijn.
Wat mij en de mijnen aangaat - hier is alles in den besten welstand, door God's goedheid. En te Bonn, bij mijnen zoon en is het niet anders. Het beste bewijs voor mijnen welstand is, dat ik voornemens ben overmorgen op reis te gaan, door Lotharingen enp3de Elsate naar Zwitserland, en door het Zwarte-Woud en langs den Rijn terug. Den tweeden dag mijner reize komt mijn zoon, te Trier, bij mij, om verder mijn reisgenoot te zijn. Wij hopen op warm en droog zomerweder, 't welk tot nog toe hier alles te wenschen overliet. Deze koude en natte zomer komt ook U niet te bate, eenigszins zwak en gevoelig als Gij misschien nog zijt na uwe ziekte in het voorjaar. God geve nog herstellinge U en ons allen! -
Ik heb nog menige zake af te doen, aleer ik vrijelik voor eenige weken mijne omgevinge verlaten kan. Dien ten gevolge ben ik gehaast en en hebbe geenen vrijen tijd meer. In 't begin van September hoop ik gezond en wel weer t'huis te komen.