Een mijner vrienden - mijnheer E. Van de Walle, de zoon van den zoetekoekbakker van aan de Statie geweest, een Bruggeling zooals ik en gij - vraagt de plaats van griffier van het vredegerecht te Brugge. Nu, men verzekert mij dat gij een der beste vrienden van den Heer minister Van de Peereboom zijt en dat gij machtig veel invloed op hem hebt. De benoeming hangt wel eigenlijk van den Heer minister van Justicie af, maar een woord van minister van de Peereboom bij den Heer Lejeune kan zeer gunstig voor M. Van de Walle zijn, die reeds veel kans heeft van benoemd te worden.
Mag ik op u rekenen? Doe mij dat plezier a.u.b. Ik zal er u van herte dankbaar voor zijn.
Gij zijt toch genezen, niet waar?
Zegt gij eenige woorden over M. de Coussemaker in de toekomende zitting der Academie?[1] Of moet ik het doen? Kunt gij mij desnoods eenige inlichtingen bezorgen?