p1
Eerwaarde Heer Onderpastor
Duizendmaal dank, voor den schoone dicht die U mij gezonden heeft; de Waarde Heer Pastor was zeer te vreden; maar ook gevoelig; een traan welde uit zijn Priesteroog toen het afgelezen werd.
Op zijn verzoek bied ik U zijne groetenissen en tevens zijnen hartelijksten Dank.
Hier bij Eerwaarde Heer zend ik volgens U verzoek, een afschrift van het schoone stuk.
Hoogachtend en eerbiedig
Teeken ik mij UW Dienares
Louise Vervaet
Biervliet den 23e April 1889
Eerste Communie-Kinders aan hun Pastor - 1889
Herder, die, met zoo veel vlijt,
Tot onze hulp gekomen zijt,
als wij nog ruw en jong van jaren,
Ten tafel Gods genoodigd waren;
o Herder, die na Gods vermaan,
ons Kleine Kinders bij wilt staan;
Die leert en leedt ons langs de paden
Der wijsheid gaan, met woord en daden;
O Herder, Vader Leidsman, Vriend,
Waar hebben wij ‘t geluk verdiend
aan uwe hand te mogen treden
Tot binnen Gods aanbidlijkheden,
Tot binnen Jesus Bruiloftszaal?
Verleend ons Eng’len uwe taal
Om onzen herder dank te geven,
Voor al zijn kinderminnend streven!
Onze Ouders minnen wij, ‘t is waar,
die ons het leven gaven, maar
gij hebt ons meer als ‘s levens gaven
Verleend met onze ziel te laven
in wijsheid, waarheid, eer en deugd;
Gij hebt ons kinderhart verheugd
met ons dien hoogen schat te leeren
Ontvangen, ‘t vlees en Bloed des Heeren!
p3Wat u gegeven Herder zoet,
Voor al het onbetaalbaar goed
Dat gij gedaan hebt onzer zielen?
Ach, ja wanneer wij biddend knielen,
Zoo gij ons immers leerdet doen,
dan zullen wij u ‘t al vergoen,
En vragen dat God ons verrijke
Zo dat het uit onz’ werken blijke
dat wij dat wij u eerbied, lof en dank
zijn schuldig al ons leven lang.
ja Herder, mocht het ons God verleenen
Dat wij, uwe onbejaarde kleenen,
eens groeijen groot, en oud en sterk,
als vrome leden van Gods kerk
o mogt gij dat op de aarde aanschouwen
En, na dit leven ook, betrouwen,
dat ge in den Hemel, lang nadien
ons allen zult standvastig zien
De lessen volgen, die gij, Vader,
ons voorbereidend nader, nader
Tot Jesus’ maaltijd, gaaft weleer:
Verleend ons dat, o Goede Heer!
Tot onze hulp gekomen zijt,
als wij nog ruw en jong van jaren,
Ten tafel Gods genoodigd waren;
o Herder, die na Gods vermaan,
ons Kleine Kinders bij wilt staan;
Die leert en leedt ons langs de paden
Der wijsheid gaan, met woord en daden;
O Herder, Vader Leidsman, Vriend,
Waar hebben wij ‘t geluk verdiend
aan uwe hand te mogen treden
Tot binnen Gods aanbidlijkheden,
Tot binnen Jesus Bruiloftszaal?
Verleend ons Eng’len uwe taal
Om onzen herder dank te geven,
Voor al zijn kinderminnend streven!
Onze Ouders minnen wij, ‘t is waar,
die ons het leven gaven, maar
gij hebt ons meer als ‘s levens gaven
Verleend met onze ziel te laven
in wijsheid, waarheid, eer en deugd;
Gij hebt ons kinderhart verheugd
met ons dien hoogen schat te leeren
Ontvangen, ‘t vlees en Bloed des Heeren!
p3Wat u gegeven Herder zoet,
Voor al het onbetaalbaar goed
Dat gij gedaan hebt onzer zielen?
Ach, ja wanneer wij biddend knielen,
Zoo gij ons immers leerdet doen,
dan zullen wij u ‘t al vergoen,
En vragen dat God ons verrijke
Zo dat het uit onz’ werken blijke
dat wij dat wij u eerbied, lof en dank
zijn schuldig al ons leven lang.
ja Herder, mocht het ons God verleenen
Dat wij, uwe onbejaarde kleenen,
eens groeijen groot, en oud en sterk,
als vrome leden van Gods kerk
o mogt gij dat op de aarde aanschouwen
En, na dit leven ook, betrouwen,
dat ge in den Hemel, lang nadien
ons allen zult standvastig zien
De lessen volgen, die gij, Vader,
ons voorbereidend nader, nader
Tot Jesus’ maaltijd, gaaft weleer:
Verleend ons dat, o Goede Heer!