<Resultaat 1418 van 2074

>

p1
Eerweerde Heer
en dierbare Vriend!

De gelegenheid die zich aanbiedt, nu ik U weêr eens een overdrukje heb toe te zenden, wil ik niet ongebruikt laten voorbij gaan, zonder daar een paar regels schrift bij te voegen.

Het overdrukje dat gelijktijdig met dit schrijven verzonden wordt, en dat ik U uit vriendeliker herten aanbiede, is van een opstel door mij geplaatst in het Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, afdeeling "Nomina Geographica Neerlandica", waarin ik ook reeds vroeger herhaalde malen over Friesche plaatsnamen schreef.[1]

Moge 't U welgevallig zijn!

Het verheugt mij dat ik weer eens gelegenheid vinde U een woord van vriendschap toe te sturen - al is het dat ik U niets bijzonders te melden hebbe. Het beste is wel deze tijding, dat ik, met mijnen zoon (die mij verzoekt U

ten vriendelikstenp2ten vriendeliksten van hem te groeten) mij, door Gods goedheid, in goede gezondheid en welstand mag verheugen, God Geve, dat het bij U even zoo gesteld zij.

Dat ook Gij nog steeds gestadig doorwerkt, bewees mij eergisteren het laatste nummer[2] van Loquela. Die woordenlijsten worden steeds met het meeste genoegen, en bijna altijd ook met veel nut en leeringe door mij nagegaan. Ik verheug mij altijd, als de postbode mij weer een nummer brengt.

Ook ik heb tegenwoordig zeer drukke bezigheden met het opstellen van een groot werk, de Friesche mans- en vrouwendoopnamen, geslachtsnamen en plaatsnamen in hun onderling verband voorstellende. Daar is zoo veel arbeids aan verbonden, dat het schier al mijn tijd in beslag neemt, en ik weinig anders op het gebied van taalkunde kan uitvoeren.

Dr Richard Andree te Heidelberg, Bestuurder van het Aardrijkskundige Tijdschrift Globus (Gij kent hem nu wel eeniger mate), maakte mij dezer dagen opmerkzaam op de uitgave, bij Bouillon te Parijs, van D. Carnel'sp3werk, Le dialecte flamand de France. Kent Gij dat werk? Er staat mij flauwelik zoo iets voor, dat zulk een werk zoude verschijnen in de "Annales" van het Comité flamand de France". Is dat mogelik het zelfde werk? En zijn die "Annales" (van 1890-'91) dan reeds verscheen? Ik heb ze nog niet ontvangen; vroeger zond men ze mij uit Duinkerke toe. Men heeft aangaande mijn lidmaatschap van dat "Comité" dezen zomer eenige verandering gemaakt. Vroeger was ik "Membre titulair"; nu "honorair" geloof ik. Zoude dat ten gevolge hebben dat men mij nu die Jaarboeken niet meer en zendt?[3] Zoo Gij mij misschien eenige nadere inlichtingen nopens dat werk van Carnel zoudet kunnen doen toekomen, al was het maar met enkele woorden op eene briefkaarte, 't ware mij zeer welgekomen. Ik bevele mij daar toe wel in uwe welwillendheid aan.

Wij zijn in de dagen die het blijde Kerstfeest voorafgaan, en dan, het jaar spoedt ten einde! Eigentlik winter en is het hier nog niet. 'T en heeft nog gaar niet gevroren, en gesneeud evenp4min. Maar daarvoor in de plaats stormt het hier menigvuldig. Heden nacht vooral was het hier eenen vliegenden storm, en ik had veel bezorgdheid over mijn nieue, nog in aanbou zijnde huis, dat het schade zoude lijden. Maar 't is nog al wel afgeloopen.

Ja - Kerstmis nadert, en 't jaar spoedt ten einde. Ik wensch U een blijde Kerstmis toe, en een zalig uiteinde van 't Oude-jaar. Met Nieue-jaar hoop ik weêr te schrijven.

Inmiddels groet ik U van herten, "Mîn hând în dinen!" - Met eerbied, in vriendschap en troue,
Uw
Johan Winkler.

Noten

[1] Het betreft Winklers, Sommige Geldersche plaatsnamen in oorsprong en beteekenis, verschenen in het in de brief genoemd tijdschrift p.311-320.
[2] Een nummer uit de 11de jaargang (mei 1891 – april 1892).
[3] Het was een kwestie van verplichte lidmaatschapsbijdrage. In een brief van Cortyl aan Gezelle van 07/03/1890 staat het volgende te lezen (zie Dries Gevaert, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Licentieverhandeling UGent, Letteren en Wijsbegeerte, 1984, p.522): ”Le Comité a nommé mardi membres d’honneur M. M. Kurth, de Potter et Alberdynck-Thijm. Ces messieurs n’ont aucune cotisation à payer. Mais les membres actuellement titulaires à qui la société donnerait le titre de membres d’honneur seraient tenus de continuer le paiement de la cotisation. Tel serait le cas de Mr. Winkler à qui le Comité serait très-heureux d’offrir ce titre et de reconnaître ainsi les marques de haute sympathie, qu’il donne au Comité, si ce titre pouvait lui être agréable.”

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamWinkler, Andries J.
Datums° Leeuwarden, 03/02/1866 - ✝ Haarlem, 06/08/1914
GeslachtMannelijk
Beroepsecretaris-penningmeester
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioAndries Winkler werd geboren als de zoon van arts en dialectoloog Johan Winkler en Andrieske Tjallings Römer. Zijn moeder stierf enkele dagen na zijn geboorte op 10 februari 1866 op 27-jarige leeftijd. Andries Winkler was Secretaris-Penningmeester te Haarlem. Hij trouwde met Alida van Blaarden op 19 juli 1897 en ze kregen samen vier kinderen: Johan Winkler (6 oktober 1898), Hendrik Winkler, (13 mei 1903), Andries Laurens Winkler (18 januari 1905) en Gerrit Willem Winkler (27 mei 1907). Andries Winkler beroofde zichzelf van het leven in 1914.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.openarch.nl/frl:922bef2f-2441-7167-4a1e-a72d41550152
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamCarnel, Charles Désiré
Datums° Bailleul, 23/02/1823 - ✝ Rijsel, 22/03/1899
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; priester; pastoor; krijgsaalmoezenier; historicus; taalkundige; kunstschilder
Verblijfplaats(Frankrijk) Frans-Vlaanderen
BioCarnel was afkomstig van Belle, bediende als pastoor verschillende Frans-Vlaamse parochies en werd tenslotte aalmoezenier van het militair hospitaal in Rijsel (1878-1897). Deze bediening gaf hem de gelegenheid zijn studie op het gebied van plaatselijke geschiedenis, taal- en letterkunde te onderhouden. Hij behoorde tot de medestichters van het Comité flamand de France en was secretaris van 1859 tot 1867. "Le dialecte flamand de France, etude phonétique et morphologique de ce dialecte tel qu'il est parlé spécialement à Bailleul et ses environs (Nord)" is zijn meest opgemerkte publicatie. Het was de bekroonde inzending op een in 1890 uitgeschreven prijsvraag door de Société des Sciences de Lille. Onder de vele Frans-Vlaamse publicisten is Carnel één van de weinigen die in Parijs werd uitgegeven. Zijn werk bestaat uit een fonetische en een grammaticale analyse van het dialect van Belle. Deze streektaal onderscheidde zich van de dialecten rond de kernen Hazebroek, Kassel en Duinkerke. Het dialect van Belle werd gesproken in een tiental gemeenten en wijken van de oude kasselrij. Carnel illustreerde het grammaticale gedeelte van zijn studie met vele voorbeelden uit de gesproken taal. De schrijver was er zich zeer van bewust dat de gesproken taal nagenoeg het enige restant was van het Vlaams in Noord-Frankrijk, dat bijgevolg dringend moest worden vastgelegd. Volgens Carnel waren de grenzen van het Vlaamse taalgebied onveranderd gebleven sedert Edmond de Coussemaker in 1857 zijn werk "Délimitation du Flamand et du Français dans le Nord de la France" had gepubliceerd.
Relatie tot Gezellemedesticher Comité Flamand de France
BronnenWilly Muylaert, Frans-Vlaanderen. in: Reizen in den Geest; https://data.bnf.fr/fr/10521648/desire_carnel/ ; Nationaal Biografisch Woordenboek http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nbwv/#page=0&accessor=accessor_index&view=imagePane
NaamAndree, Richard
Datums° Braunschweig, 26/02/1835 - ✝ München, 22/02/1912
GeslachtMannelijk
Beroepuitgever; cartograaf; geograaf
VerblijfplaatsDuitsland
BioRichard Andree was de zoon van de aardrijkskundige Karl Andree. Hij studeerde natuurwetenschappen aan het Braunschweigse collegium Carolinum en aan de universiteit van Leipzig. Van 1873 tot 1890 was hij directeur van het geografisch bureau van uitgever Velhagen en Klasing in Leipzig en specialiseerde zich in de cartografie. Zijn belangrijkste werk was de Allgemeiner Handatlas (1881; laatste editie 1937!). Hij werd lid van de ‘Academy of sciences Leopoldina’ in 1886. Vier jaar later verhuisde hij naar Heidelberg waar hij de uitgever werd van het academisch tijdschrift Globus (1891-1903). In 1903 huwde hij Marie Eysn. Hij ging met haar in München wonen
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamDuinkerke
NaamParijs
NaamHaarlem
NaamHeidelberg

Naam - instituut/vereniging

NaamComité Flamand de France
BeschrijvingHet Comité Flamand de France werd opgericht op 10 april 1853 door de jurist Edmond de Coussemaker, eerste voorzitter, en vijf andere leden van de "Société dunkerquoise pour l'encouragement des sciences, des lettres et des arts". Het is een academische vereniging met als doel de studie en de verspreiding van de Vlaamse cultuur in Frans-Vlaanderen. De vereniging is nog altijd actief. Zij geeft een jaarboek, "Annales du Comité Flamand de France", voor het brede publiek uit, en een "Bulletin du Comité Flamand de France" voor de leden. Het Comité is gevestigd in Hazebrouck. Het kende een grote bloei, en kreeg ook buitenlandse aandacht van figuren zoals Jakob Grimm, Hendrik Conscience, Prudens Vanduyse, enz. Ook Guido Gezelle werd lid in 1886 en erelid in 1891. Hoewel het Comité het Vlaamse culturele erfgoed bestudeert en verzamelt kent het geen afkeer tegenover de Franse Republiek en hield het zich anderzijds afzijdig van het Vlaamse nationalisme.
Datering10/04/1853-
NaamAardrijkskundig Genootschap van Amsterdam
BeschrijvingDit genootschap organiseerde bijeenkomsten en expedities en gaf een tijdschrift uit. Vanaf 1888 veranderde de naam in het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap.
Datering1873-heden
Links[wikipedia]

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Titel - ander werk

TitelAnnales du Comité Flamand de France
Datum1854-
PlaatsLille
UitgeverDesclée de Brouwer
TitelLe dialecte flamand de France
AuteurCarnel, D.
Datum1891
PlaatsParis
UitgeverBouillon
TitelFriesche mans- en vrouennamen in oorsprong en beteekenis
AuteurWinkler, Johan
Datum[s.d.]
Plaats[Haarlem]
Uitgever[s.n.]
TitelSommige Geldersche plaatsnamen in oorsprong en beteekenis
AuteurWinkler, Johan
Datum[s.d.]
Plaats[S.l.]
Uitgever[s.n.]
TitelGlobus: Illustrirte Zeitschrift für Länder- und Bölterkunde
AuteurAndree, Karl ; Meter, Herrmann Julius ; Kiepert, Richard; Deckert, Emil ; Andree, Richard
Datum1861-1910
PlaatsBraunschweich
UitgeverFriedrich Vieweg und Sohn; Bibliographischen Instituts

Titel12/12/1891, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum12/12/1891
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieBriefversie datering: dezen 12e dag in de Wintermnd '91 ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.360-362
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 211x132
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6478
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12456
Inhoud
IncipitDe gelegenheid die zich aan-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.