Eerweerde Heer en Vriend,
Met uitnemend veel genoegen heb ik vernomen dat Gij in 't kort ridder der Leopoldsorde gaat benoemd worden.
Dat is wel! dat is lang en goed verdiend! … Hertelijk geluk.
Mag ik nog iets bij dit briefken voegen?... Ik zoek, voor mijn artikel[1] op de gebiedende wijze, overal rond om Psalm-boeck van Marnix en de Spraec-Konst van Leupenius te bekomen, en nievers zijn ze te vinden.
Kunt Gij mij daar niet aan helpen?...
Ik bedank U hertelijk op voorhand.
Ik hope later den nieuwen "Rond den Heerd" te kunnen helpen[2] Hebt Gij, in den ouden "R. d. H." mijne verhalen[3] gelezen?... Wat denkt Gij er over?... Dat ook zou ik geerne weten.
Ik groet U vriendelijk en dankbaar.
Amaat Joos
Sint-Niklaas.