Het was mij eene groote blijdschap heden wederom eens een eigenhandig schrijven van U te ontvangen, en daaruit uwen welstand te vernemen. Wederkeerig kan ook ik U mededeelen, dat gezondheid en welvaart steeds mijn deel zijn, door Gods goedheid.
Ook verheugde 't mij dat mijn opstelleken Frisk end Flaemsk[1] uwe goedkeuring heeft mogen verwerven. Van mijn kant en was het anders niet als een rechtstreeksche plicht, om mijnen volksgenooten in 't aloude friesche Vaderland nader bekend te maken met hunnen besten Vriend en liefhebber hunner tale, Guido Gezelle.p2Het opstelleken is geplaatst in het tijdschrift "For hûs en hiem", jierging 1889, thredde jefthe, (Juli '89), te Liowerd (Leeuwarden) verschijnende, onder bestier van Dr jurist Pieter Jelles Troelstra.
" Ik[2] denk dat de vlaamsche "kezemeeze", waar Gij (Loquela, bl. 68) naar vraagt[3] de Parus palustris[4] der geleerde vogelkundigen is, omdat dit veugelken hier in Kennemerland (d'omstreken van Haarlem en Alkmaar) "Korstje-kaas" genoemd wordt. Hier in Kennemerland, en vooral te Haarlem, wonen vele afstammelingen van West-Vlamingen, die hier in de 16e en 17 e eeu zich hebben neergezet. D'algemeen-nederlandsche naam van Parus palustris[5] is Rietmees of Zwartkop-mees, in Gelderland: zwartkoppige Bimeeze, en in Noord-Brabant: Ossekopje. Hetp3is de Marsh-tit[6] der Engelschen, en de Sumpfmeise[7] der Hoogduitschers.[8]
Overigens en hebbe ik U niets te melden - als dat ik, lijk gewonelik, overlast ben met allerlei werk en velerlei bemoeiing.
Nog rest mij U ten vriendeliksten te danken voor uwe nadere mededeelingen, rakende zekere leden der maagschap Bouckenooghe in Vlaanderen. Ik zal er mijnen vriend Boekenoogen mede verblijden - en ik dank U ook reeds bij voorbate uit zijnen naam. Mochte hij nadere inlichtingen aangaande zijnen stamboom van den kortrijkschen Bouckenooghe begeeren, zoo zal ik U dienaangaande nader schrijven.
keer omme!p4N.S. Zij ook vriendelik bedankt over het bidprintken van Eerw: Heer Victor van Coillie, en 't schoone vers dat daar op staat, en over uwe vervlaamschinge van het catalaansche gedicht[9] van D. Joaq: Rubio y Ors.