Wensche u eerst ende vooral veel geluk en een goed, zalig Nieuwjaar.
Hierbij is er een stukske[1] komende van den Heer Van den Meulenbroucke.
Wij en willen het alzoo niet laten drukken omdat wij overtuigd zijn dat gij er daar vele weet bij te voegen dat hier geheel en gansch op zijne plaatse zijn zou.[2]
t Beste ware zeker wel dit stuk te drukken gelijk het is en uwe bemerkingen er achter te zetten.
Maar als ’t u belieft, en vergeet het niet liggen en zendt het binnen 2, 3 dagen weder.
'k meene dat gij niet altijd en gelooft wat ik u schrijve omdat gij zeker peist dat ik iets of wat overdreven ben. Nogtans gelooft mij vrij, wij en hebben bijna geenen voorraad p2en zeker is het dat wij weinig mogen verwachten van de meêschrijvers die bijna allen jonge priesters zijn die nu tot over den kop in 't werk zitten met het aanstaande concours.
Als gij allichte niet ter hulpe en komt en kunnen wij niet voort!
Dat is de zuivere waarheid.
Uwe verzen[3] zal ik binnen de 8 dagen kunnen wederzenden hope ik.
Wij hebben al de meêschrijvers betaald omtrent tegen 1 frank de Blzijde. Wij konden dat doen zonder in de armoede te vallen. Het geld is gezonden en wij hebben al van eenen gehoord dat het deugd doet. Uw geld ligt gereed. Mogen wij het zenden of moeten wij het bewaren met het overige? Alles staat zorgvuldig aangeteekend.
Zoo, believe het u, zendt allichte dit stuk en nog eenige andere waar ik u reeds van gesproken hebbe en nieuwe nog als gij 't best oordeelt.