Gij zoudt mij nóg zoo vele redens bijbrengen, 'k en zou daarom niet laten van u te zeggen dat er toch niet genoeg en zijn om van de reize naar Oberammergau af te zien. Al de redens die gij bijbrengt spreken tegen u! Twaalf tot veertien dagen volledige ruste zullen gemakkelijk ingewonnen worden, en Loquela gelijk Biekorf, uwe collegas der Taalkamer zoowel als uwe andere vrienden en zullen niet Kwalijk nemen dat zij, in dien tijd van het jaar en om zulke redens, uitstel krijgen. Ik zou ze, ten anderen, eens willen te rade gaan en over den p2voorstel van reize doen stemmen. Gij zoudt waarschijnelijk alleen van uw gedacht zijn! Ja, ik meene dat zij u de reize zouden opleggen… Wat de moeielijkheid betreft voor uwe 60 jaar, daarover kunt gij alleen oordeelen: maar en beeld u niet in dat wij niet en zullen slapen noch eten. Integendeel! meer dan te Brugge en te Kortrijk. Ergo, dus... enz. zie mijnen voorgaanden brief[1] en laat ons het geld bestieren dat ik moet ontvangen voor mijn fransch boekske over Oberammergau.
p1
Brugge 24 Juni 1890
Zeer Eerw. Heer & Vriend
Met eerbied en achting
Uw toegen. in Christo
H.R