<Resultaat 1548 van 2349

>

p1
Eerweerde Heer en Goede Vriend!

Nu nadert, tot mijne blijdschap, de tijd, die ik voor mijne aanstaande vlaamsche reize bestemd hebbe. Weldra hoop ik U te Kortrijk een bezoek te komen brengen,[1] en ik verlange van herten daar naar, U weer eens de vriendenhand te kunnen drukken. Mijn voornemen is om Dinsdag den 30st Juni a.s. te Kortrijk te komen, en wensch U alsdan des morgens terstond na negen ure reeds een bezoek te brengen. Maar, gelijk ik U in mijnen vorigen brief reeds schreef, Gij en moet geenerhande drukte of beslag met een middagmaal of gasterije mijnentwege maken. Dat zoude mij niet aangenaam zijn; ik ben vast van voornemens, aleen en in mijne herberge het middag- en avondmaal te nemen. Want mijn bezoek te Kortrijk en heeft geen ander doelp2dan aleenlik eenige uren in eenvoudig en kalm vriendschappelik samenzijn met U door te brengen. Kunnen wij dan misschien des voormiddags eens door en om de stad wandelen - en wellicht des namiddags eens een rijtochtje doen, in een open rijtuigje, naar een der omliggende dorpen, b.v. naar Harlebeke, of naar Heule, of misschien naar Meenen, ten einde ook eens het vlaamsche land in d'ommestreken van uwe woonplaats te kunnen zien, of misschien naar St-Genois, ten einde ook onzen vriend Eerw: Jul: Claerhout een kort bezoeksken te brengen, dat ware mij recht aangenaam. Maar dat kunnen wij wel bespreken, als ik eerst maar te Kortrijk bij U ben - want dat hangt ook van het weder af, en, als het als dan te Kortrijk niet beter is als tegenwoordig alhier, dan zoude men liever bij de warme stove gaan zitten als in een open rijtuig - zoo koud is het hier.

De vraag is nu maar, of U den dag van Dinsdag 30 Juni voegt? Gaarne had ik hierop nog een paar letterkensp3tot antwoord, aleer ik van hier vertrekke, 't welk bepaald is op Maandag 22 Juni a.s. - want vóór ik te Kortrijk kom, wensch ik eerst nog naar Duinkerke, Kales, Boonen en St-Omaars te gaan. Ik hoop van herten dat de bepaalde dag U voegt, want ik kan de tijd moeielik veranderen. Gij moet weten, dat ik het dezen zomer overmatig volhandig hebbe met allerlei werk en bemoeiingen, zoo dat ik geen dag missen kan, en alles van te voren nauwkeurig moet berekenen.

Een week of drij geleden mocht ik van wege den Eerw: Heer Van Costenoblen, Pastoor te Vleteren in Fransch-Vlaanderen, te miner blide verrassinge ontvangen eenen afdruk van Courtois, l'Ancienne Idiome Audomarois,[2] het werk dat ik zoo zeer verlangde te bezitten. Dat is mij natuurlik door uwe vriendelik en hulpveerdige bemiddelinge toegekomen, en ik zeg U daarvoor bij dezen mijnen herteliken dank. Wij zullen daar eerlang ten uwent nader van spreken, hoop ik. Daar en was bij die zende uit Vleteren, buiten de t'huis-p4richtinge, en d'aanwijziginge van den afzendere, geen letterken schrifts, dus ik en wete niet hoe die zende bedoeld is, of ik namelik haar te beschouwen hebbe als een geschenk, dan wel als eene leeninge. Ik heb den Eerw: Heer Van Costenoblen vriendelik bedankt voor zijne goedheid en hulpveerdigheid, en hem gevraagd hoe zijne meeninge was in deze zake - maar nog geen antwoord van hem ontvangen. Nu, als ik bij U ben, zult Gij mij ongetwijfeld ook dienaangaande wel nader bescheid kunnen geven.

In de hope U weldra in den besten welstand te mogen ontmoeten en begroeten, druk ik U reeds voorloopig in gedachten de vriendenhand als
Uw hertelik genegen Vriend
Johan Winkler.

Noten

[1] Eind juni 1891 bezocht Johan Winkler Guido Gezelle in Kortrijk: zie ook de brieven van 06/05/1891, 08/07/1891 en 10/08/1891.
[2] In dit boek poogt Aimé Courtois aan te tonen dat het Vlaams van de 7de tot de 14de eeuw de volkstaal was van St-Omaars tot Abbeville en Boulogne.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefschrijver

NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamHaarlem

Naam - persoon

NaamClaerhout, Juliaan
Datums° Wielsbeke, 09/12/1859 - ✝ Kaster, 12 /02/1929
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; bestuurder scholen; pastoor; auteur
BioJuliaan Claerhout, zoon van Constant Claerhout, landbouwer, en Amelia De Volder, werd op 22/12/1883 tot priester gewijd te Brugge. Hij werd leraar aan het college te Tielt (18/09/1884) en aan de normaalschool te Torhout (10/09/1887). Vervolgens was hij onderpastoor te Sint-Denijs (23/09/1889), bestuurder van de scholen te Pittem (24/11/1894) en pastoor te Kaster (17/02/1911). Claerhout werd bekend door zijn archeologische opgravingen in Pittem en Dentergem. Hij schreef o.m. verschillende artikels in het tijdschrift Belfort en was nauw betrokken bij Gezelles tijdschrift Biekorf.
Links[odis], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; zanter (WDT); adressenlijst Cordelia Van De Wiele; Biekorf
NaamVan Costenoble, François Auguste
Datums° Bailleul (Belle), 22/09/1821 - ✝ Flêtre (Vleteren), 16/09/1901
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; onderpastoor; pastoor
VerblijfplaatsFrans-Vlaanderen (Frankrijk)
BioFrançois Augustin Van Costenoble werd op 22 september 1821 te Belle geboren als zoon van Jean Pierre François (1793-1859), landbouwer, en Eugénie Rosalie Breyne (1798-1888, Elverdinge). In 1845 werd hij tot priester gewijd, en werd datzelfde jaar aangesteld als onderpastoor te Flêtre (Vleteren) (20/12/1845). In september 1853 werd hij aalmoezenier van de gevangenis van Loos. Vervolgens was hij onderpastoor te Haubourdin (10/06/1856), te Fives (14/06/1858) en pastoor te Rainsart (27/10/1858), te Zermezele (22/08/1860) en te Flêtre (21/09/1881). Hij was een belangrijk figuur van de tweede generatie van het Comité Flamand de France (1853) en verleende in die hoedanigheid samen de met stichter, Ingnace de Coussemaker, eveneens uit Belle, zijn steun aan het nieuwe tijdschrift ‘Ons oud Vlaemsch’, een werkstuk van de hand van Guido Gezelle. Omwille van geldgebrek bleef dit ‘toogexemlaar’ het eerste en enige nummer. Via zijn neef Charles Beke-Crombet uit Kortrijk – hun moeders waren zussen – kwam Van Costenoble persoonlijk in contact met Gezelle. Vanaf mei 1884 ontstond er zo een levenslange vriendschap en correspondentie tussen beide heren. Van Costenoble nodigde Gezelle nog datzelfde jaar uit om lid te worden van het Comité Flamand de France. Frans Van Costenoble stierf op 16 september 1901 te Flêtre.
Relatie tot Gezellecorrespondent; Comité Flamand de france
BronnenCaroline Vestraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899. Gent: Cultureel Documentatiecentrum Rijksuniversiteit, 1987; Christine Decoo, De brieven van elf vooraanstaande Frans-Vlamingen aan Guido Gezelle (1884-1899). Gent: RUG. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Vakgroep Germaanse filologie, 1981; J. de Mûelenaere, ‘Bij een portrettekening van Cordelia Vande Wiele’. In: De Leiegouw. Jg. 14 (1972), p. 341-344; C. Gezelle, Guido Gezelle en fransch-vlaanderen. In: Dietsche Warande en Belfort, jg. 1923/8, p. 853-878; https://encyclopedievlaamsebeweging.be/nl/comite-flamand-de-france; L. Van Biervliet, Negentiende-eeuwse Vlaamse contacten over de Frans-Belgische staatsgrens heen. In: Verslagen en Mededelingen van de KANTL, vol. 128, nr. 1, 2018, p. 61-82 (http://www.bntl.nl/files/300345/Van%20Biervliet%202018.pdf); Journal d'Ypres (02/10/1901) (https://historischekranten.be)
NaamWinkler, Johan; Jan Lou's; Grindebald
Datums° Leeuwarden, 12/09/1840 - ✝ Haarlem, 11/04/1916
GeslachtMannelijk
Beroeparts; taalkundige; auteur
VerblijfplaatsNederland (Friesland)
BioJohan Winkler kreeg een opleiding tot arts in Haarlem en Amsterdam. Na drie reizen naar Java als scheepsdokter vestigde hij zich in 1865 als arts in Leeuwarden. Hij verhuisde in 1875 naar Haarlem. Hij was ook een bekend taalkundige. Als taalparticularist was hij vooral bezig met het (Friese) dialect en naamkunde. Hij schreef vooral wetenschappelijke werken, maar ook verhalen o.m. als Grindebald en Jan Lou's. Hij publiceerde in 1874 een lofrede op het werk van Gezelle, in zijn boek "Algemeen Nederduits en Friesch dialecticon", waardoor hij bekendheid verwierf in Vlaanderen. Hij werkte mee aan "Rond den Heerd" vanaf 1875 en aan "Loquela" vanaf 1881. Hij leverde ook bijdragen voor "Biekorf". Hij was bevriend met Gezelle met wie hij uitvoerig correspondeerde.
Links[wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Cordelia Van De Wiele; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenEncyclopedie van de Vlaamse Beweging (1973) dl 2, p.2087-2088
NaamCourtois, Aimé
Datums° Tournehem-sur-la-Hem, 26/09/1811 - ✝ Saint-Omer, 06/07/1864
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; taalkundig; historicus; auteur
VerblijfplaatsFrankrijk (Frans-Vlaanderen)
BioAimé Courtois leefde in Saint-Omer in Frans-Vlaanderen, waar hij secretaris-archivaris werd van de ‘Société des Antiquaires de la Morinie, een vereniging die zich bezighield met de geschiedenis en de archeologie van Gallië. In 1867 werd hij corresponderend lid van de ‘Académie Impériale des Sciences, Belle-lettres et Arts de Savoie’. Hij publiceerde een aantal werken over de dialecten, de geschiedenis en de monumenten van zijn streek, o.m. L’Ancien idiome audomarois: le roman et le théotisque belge (St. Omer, Chanvin fils, 1856) en een Dictionnaire géographique de l’arrondissement de Saint-Omer avant 1789 (Fleury-Lemaire, 1869). In die werken poogde hij aan te tonen dat het Vlaams van de 7de tot de 14de eeuw de volkstaal was van een groot deel van het huidige Frans-Vlaanderen.
Links[wikipedia]

Naam - plaats

NaamDuinkerke
NaamHarelbeke
GemeenteHarelbeke
NaamHeule
GemeenteKortrijk
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk
NaamMenen
GemeenteMenen
NaamSint-Denijs
GemeenteZwevegem
NaamVleteren (Flêtre)
NaamBoulogne-sur-Mer
NaamHaarlem
NaamSaint-Omer
NaamCalais

Titel - ander werk

TitelL’ancien idiome audomarois
AuteurCourtois, Aimé
Datum1856
PlaatsSaint-Omer
UitgeverChanvin Fils

Titel15/06/1891, Haarlem, Johan Winkler aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWinkler, Johan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum15/06/1891
VerzendingsplaatsHaarlem
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inJuliaan Claerhout (1859-1929). Gemiste kans of menselijk tekort ? / door Jan Persyn. - Antwerpen / Amsterdam : De Nederlandse Boekhandel, 1975, p.205-206 ; De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Johan Winkler. Deel 2: Brieven (1884-1899) / door Dries Gevaert. - Gent : onuitgegeven licentieverhandeling, (academiejaar 1983-1984), p.354-355
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 212x135
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6437
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12738
Inhoud
IncipitNu nadert, tot myne blijd-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.