Eerw: Heer en Vriend!
Hartelik dank voor uwen vriendeliken brief van gisteren[1] en ook hartelik dank voor uw welwillend aanbod, daar in vervat, om mij uwe zeer gewaardeerde hulpe te betoonen, ten einde mij de Jaarboeken uit Duinkerke, namelik het onlangs verschenen boek 1890-'91, te doen toekomen. Want ach! ik heb het niet ontvangen. Het moet niet afgezonden uit, bij vergetelheid, of anders, 't is verloren gerocht. En juist dit boek zoude ik zoo geerne hebben, om reden van Eerw: Carnel's werk over de Belsche spreektaal.
Dies houde ik mij voor deze zake bijzonderlik in uwe goede jonste, die mij zoo vaak gebleken is, aanbevolen, en ik groete U van herten, met eerbiedenis en vriendschap, als
Uwen
Johan Winkler.
Haarlem,den 16e v. Wintermaand, '91