Je crois que ce que nous aurions de mieux à faire serait de céder notre pierre,[3] qui est faite mais non placée, à Mme van der Renne, puisqu'elle porte les deux dates qui se rapportent au séjour de la Ste Relique à la maison de la rue neuve. 1576-84.[4] C'est du reste le texte que vous aviez préparé pour la 1re demeure de Perez.p2Quant à notre pauvre maison rue aux Laines,[5] je suis sûre que vous voudriez bien nous donner un texte nouveau et je devine qu'il sera très joli et très pieux. Ne pourrait on pas demander au nom du St Sang de Jésus Christ que Bruges et la Belgique soit préservée à jamais des gueux avec ou sans besace?[6] Mais ne faites rien avant que je vous écrive, j'irai trouver les van der Renne[7] pour savoir dabord si notre proposition leur convient
p1
Toute dévouée en Notre Seigneur
Baronne Van Caloen
Noten
[1] De onvolledige datum zorgde voor verwarring. P. Allossery, conservator van het Gezellemuseum dateerde de brief incorrect op “Jeudi 9 Juin 92”. De brief moet een week eerder gedateerd worden, op donderdag 2 juni 1892. Savina de Gourcy Serainchamps schreef die dag dus twee brieven naar Gezelle. In de eerste brief van 02/06/1892 vroeg ze Gezelle om voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7) een nieuwe inscriptie te schrijven en ging ze er dus van uit dat het gedichtje Zoo Obededom de Arke borg, ondanks de foutieve tijdsaanduiding 1578-1584, voorbehouden bleef voor het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53). In de tweede brief verandert Savina plots het geweer van schouder: nu wil ze de gedenksteen “Zoo Obededom…”, die al gekapt maar nog niet geplaatst is, toch weer afstaan aan de familie van der Renne (Hof van Beveren) en vraagt ze Gezelle een nieuw gedichtje voor het Huis Perez de Malvenda. Zes dagen later (brief van 08/06/1892) laat Savina aan Gezelle weten dat mevrouw van der Renne de afmetingen van de gedenksteen “Zoo Obededom…” ongeschikt vindt voor het Hof van Beveren en dat ze daarom een nieuw gedichtje verkiest. Reeds de volgende dag zal Gezelle aan haar wens voldoen met Jesu, uit uw Hert, doorsteken (zie zijn brief van 09/06/1892).
[2] Sedert 14/12/1891 correspondeerden Savina de Gourcy Serainchamps en Guido Gezelle met elkaar over het H. Bloed. De gravin had het plan opgevat om gedenkstenen aan te brengen aan de huizen te Brugge, waar in troebele tijden het H. Bloed verborgen zat. Op haar verzoek schreef Gezelle vier inscripties, waarvan één in proza (zie naamkaartje C, gevoegd bij zijn brief van 20/01/1892) en drie in dichtvorm (Zoo Obededom de Arke borg, Gods heilig, dierbaer Bloed, alhier eens weggesteken en Jesu, uit uw Hert, doorsteken).
[3] Bedoeld is de gedenksteen met het gedicht Zoo Obededom de Arke borg. Guido Gezelle had dit gedichtje eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7), maar Savina de Gourcy Serainchamps was zo in de wolken over dit versje dat ze het meteen reserveerde voor het Huis Perez de Malvenda (Wollestraat 53), dat toebehoorde aan haar dochter Savina van Caloen. Vandaar dat ze het heeft over “notre pierre” en “notre pauvre maison rue aux Laines”.
[4] De gedenkstenen aan twee huizen te Brugge, waar Juan Perez de Malvenda de relikwie van het H. Bloed verborg tijdens de Geuzentijd, bevatten allebei een foutieve jaaraanduiding. En telkens zat Savina de Gourcy Serainchamps daar voor iets tussen. Gezelle had het versje Zoo Obededom de Arke borg met de datering 1578-1584 eigenlijk geschreven voor het Hof van Beveren, maar Savina reserveerde het voor het Huis Perez de Malvenda, waar het H. Bloed slechts gedurende enkele maanden van 1584 verborgen zat. Voor het Hof van Beveren (Nieuwstraat 5-7) schreef Gezelle vervolgens een nieuw versje Jesu, uit uw Hert, doorsteken met de jaaraanduiding 1576-1584 (zie zijn brief van 09/06/1892). Het foutieve jaartal 1576 (i.p.v. 1578) nam hij over van Savina: we zien die fout voor het eerst opduiken in haar brief van 02/06/1892.
[5] Bedoeld is het Huis Perez de Malvenda, Wollestraat 53 te Brugge, dat toen in het bezit was van Alexandre Gillès de Pélichy en Savina van Caloen, dochter van Charles van Caloen en Savina de Gourcy Serainchamps.
[6] Op 5 april 1566 overhandigden een 200-tal edelen uit de Nederlanden aan de landvoogdes Margaretha van Parma in Brussel een smeekschrift, waarin zij om matiging van de anti-ketterijwetgeving vroegen. Karel van Berlaymont, raadgever van de landvoogdes, probeerde haar gerust te stellen: ”N’ayez pas peur, Madame, ce ne sont que des gueux”, m.a.w. die edelen zijn maar een stelletje armoedzaaiers of bedelaars. Opstandelingen eigenden zich dit schimpwoord met trots toe als ’geuzentitel’ en droegen ostentatief een bedeltas om de nek (in het Frans: besace). Savina de Gourcy Serainchamps verplaatst dit gegeven nu naar de 19de eeuw: ze bidt in naam van het H. Bloed dat Brugge en België verlost mogen worden van geuzen, met of zonder bedelzak. Hiermee bedoelt ze ongetwijfeld de vrijmetselaars en vrijzinnigen.
[7] Bedoeld is het echtpaar Amédée van der Renne de Daelenbroeck en Alice Le Bailly de Tilleghem, de eigenaars en bewoners van het Hof van Beveren.