<Resultaat 1626 van 2306

>

Thoen, Paul + UA

p1
Eerweerde Heer,

Ik weet niet hoe U genoeg mijn dank uit te drukken voor de goede woorden die gij mij zendt.

Den zaterdag keer ik gewoonlijk naar huis om den zondag te Brugge door te brengen.

Zaterdag aanstaande zal ik den heer de Wolf dus gaan spreken en ik twijfel er niet aan of ik zal er wel in slagen de noodige bemachtiging te bekomen.[1]

Ik dank U tevens zeer voor de aanduidingen nopens den Langen Adieu[2] en uwe hooggewaardeerde blijk van dienstvaardigheid. Ik wil niet ten achter blijven, vooral daar ik mij zoozeer door uw vriendelijk aanbod vereerd voel. En ik ben bereid, mocht het U aangenaam zijn, U niet alleenp2mededeeling te doen van de tamelijk uitgebreide bibliographie die ik te mijnen gerieve heb opgemaakt aangaande De Dene, maar ook van de uitkomsten waartoe mijne opsporingen mij mochten brengen. Bij eene vermoedelijke uitgaaf door U, van De Dene's handschrift[3] zal ik blijde zijn U om t' even hoe te kunnen dienstig zijn, al was 't maar met de proeven te verbeteren!

Wat de Warachtige fabulen[4] betreft, nog is 't mij niet klaar welke de bronnen van D.D. geweest zijn. Doch ik hoop wel dat vraagstuk tegen toekomende week in 't klare te zullen getrokken hebben. Wat ik bevonden heb, 't is dat er in zake van Fabulen om zoo tezeggen niets voorhanden is in onze letterkunde tusschen Esopet[5] en De Dene. En dat de fabulen van De Dene herhaaldelijk in 't fransch zijn vertaald geworden, terwijl van drie dezer fransche vertalingen in 't vlaamsch nadien hervertaald is geweest. Eindelijk[6] p3dat de fabelbundel van Vondel, zijne Warande der Dieren, in nauwe betrekking staat tot De Dene[7] Dit alles aan te toonen en uit te leggen, zal mij, hoop ik, stof geven tot een zeer belangwekkend opstel[8]

Over den langen Adieu is tamelijk veel geschreven geworden. In den Messager[9] in 't Belg. Museum[10] in de Annales du Comité fl. de France[11] en eindelijk, laatst van al en best van al in Volkskunde, het tijdschrift van Gittée en Pol de Mont.[12]

Over De Denes leven heb ik totnogtoe enkel kunnen uitmaken dat hij clerc ter vierschare[13] was in 1576, dat in zijn Testament een stuk voorkomt gedagteekend 1532, en dat overigens men gewoonlijk (doch zonder bewijsgronden, meen ik) zijn dood stelt in 1579 of 1580. In het Gemeentearchief van Brugge hoop ik in de Paaschvakantie daarover wel nader bericht in te winnen.

Het Testament, met zijn zonderling mengelmoes van mysticisme en wellust eligheid, met zijn satirisch p4karakter vooral waar hij de zeden van 't Brugge van toen afschildert, schijnt mij een werk van 't grootste belang voor de letterkunde en voor de geschiedvorsching. Het is eene ware goudmijn, en eene goudmijn die nog niet ontgind werd. Uit het afschrift van den heer Van Damme (datgene dat ik van den heer Gilliodts te leen kreeg) blijkt dat die heer in 1839 moet voornemens geweest zijn het gansche werk uit te geven. De inleiding welke hij schikte voorop te plaatsen is gedeeltelijk afgewerkt en handelt over het leven van D.D. en over de verspreide gedichten (Jan Pelsers:) Van de Peste;[14] enz. enz.). Ook had hij begonnen aan een glossarium der moeilijke woorden.

Over dat alles ben ik in staat U nog veel, zeer veel mede te deelen. Ik denk niet beter mijn dank U te kunnen betuigen voor uw vereerend schrijven dan met hier ten slotte nog eens te herhalen wat ik zegde in den aanvang van dit briefje: eerweerde heer Gezelle, beschik vrij over uwen dienaar

L. Scharpé
Langemunt, Gent

Noten

[1] Het gaat over De Denes Testament rhetoricael, een gedicht van 25.000 verzen in handschrift bewaard. Het was toen in het bezit van apotheker Adolf De Wolf (1844-1920), vader van Lodewijk en Karel. Scharpé had Gezelle verzocht om het handschrift dat bij hem was voor enkele dagen aan de bibliotheek van de UGent te willen afstaan, waar hij het zou gaan inzien.
[2] Den (langen) adieu is de titel van het gedicht met deze beginwoorden in De Denes Testament rhetoricael. Hij neemt er afscheid van zijn werk en zijn stad en maakt zijn imaginaire bezittingen over aan zijn verwanten.
[3] Testament rhetoricael, een gedicht van 25.000 verzen in handschrift bewaard. Het was toen in het bezit van apotheker Adolf De Wolf (1844-1920), vader van Lodewijk en Karel, en is later in de bibliotheek van de UGent terechtgekomen.
[4] Dit boek brengt 106 dierenverhalen in de vorm van een opschrift, een beeld en een moraliserende boodschap: dat geheel is een zogenaamd embleem. De Fabulen der dieren is het eerste 'embleem-fabelboek' in de Nederlandse literatuur. Het is een product van het Brugse kunstenaarsmilieu van midden 16de eeuw. Marcus Gerards (ca. 1521-1587) zorgde voor de sprankelende etsen met taferelen uit het dagelijkse leven van zijn tijd. Eduard De Dene (1505-1579) is de dichter. Hij inspireerde zich op Franse tijdgenoten die deze fabels uit humanistische Latijnse voorbeelden eerder al bewerkten. De nawerking van dit boek was groot en langdurig.
[5] Middelnederlandse bewerking in verzen van de Latijnse fabels van de zgn. Romulus, die in de 9e eeuw de poetische fabels van de antieke Romeinse dichter Phaedrus in proza omgewerkt had.
[6] ten slotte
[7] De laatste zin van p. 2 is grammaticaal ontspoord. Scharpé bedoelt waarschijnlijk: 'En dat de fabulen van De Dene herhaaldelijk in 't fransch zijn vertaald geworden, terwijl één dezer drie fransche vertalingen in 't vlaamsch nadien hervertaald is geworden.' Volgens Scharpé's studie uit 1900, Van De Dene tot Vondel, zijn die Franse bewerkingen: Philips Galle, Esbatement moral des animaux (Antwerpen, Gerard Smits, 1578); Etienne (Steven) Perret, XXV fables des animaux (Antwerpen, Plantijn, 1578); Philippe Desprez, Le Théatre des animaux (Parijs, Simon Douget, 1595). De eerste van die drie bewerkingen ligt aan de basis van zelfs twee Nederlandstalige bewerkingen: de eerste is Anthoni Smyters, Esopus fabelen (Rotterdam, Jan Van Waesberghe, 1604). De koperplaten van Marcus Gheeraerts waren in 1571 gekocht door Philips Galle in Antwerpen en kwamen in het begin van de 17e eeuw terecht in Amsterdam bij de drukker Dirk Pieterz. Pers. Deze vroeg aan de jonge Vondel de teksten weer om te werken naar het Nederlands. Het resultaat werd de Vorsteliicke Warande der Dieren van 1617, nog vijfmaal herdrukt tot in 1786. Deze samenhang vormt de kern van de ruime invloed die van Gheeraerts etsen en van de in Brugge ontstane emblematische fabels - het bimediale genre van afbeelding en tekst - is uitgegaan.
[8] Dit opstel wordt in 1894 zijn thesis voor het doctoraat in de Germaanse

filologie aan de Gentse universiteit. De publicatie ervan is te vinden in Leuvensche Bijdragen, IVde Jaargang, 1ste Aflevering, 1900, pp. 5-63, onder de titel Van De Dene tot Vondel. In 1898 was Scharpé hoogleraar geworden te Leuven.

[9] Jules de Saint-Genois, Surnoms et sobriquets donnés aux villes et villages de Flandre. In: Messager des Sciences et des Arts de la Belgique: 6 (1838), p. 13-24
[10] J. F. Willems, Den langen adieu, referein van Eduwaert De Dene. In: Belgisch Museum: 3 (1839), p. 99-104
[11] In de Annales du Comité flamand de France is niet onmiddellijk iets te vinden over dit gedicht van De Dene. Op De Denes fabels daarentegen wordt uitvoerig ingegaan door Auguste de Queux de Saint-Hilaire in Les fabulistes flamands et hollandais antérieurs au XVIIIe siècle’,. In: Annales: 7 (1863-64), p. 73-125
[12] A. Gittée, Steden en dorpen tegen elkaar. In: Volkskunde: 5 (1892), p. 127-138
[13] Voor de scheiding van de machten vormde de 'vierschaar' het gerechtelijk aspect van het bestuur. De klerk van de vierschaar is te vergelijken met de huidige notaris.
[14] De inleiding op dit werkje bevat een ballade van E. De Dene. Jan Pelsers was een Brugse pestmeester.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamScharpé, Louis
Datums° Tielt, 24/10/1869 - ✝ Betekom, 04/05/1935
GeslachtMannelijk
Beroepprofessor; literatuurhistoricus; auteur
BioNa de gemeenteschool in Tielt ging Scharpé naar het atheneum in Brugge, waar hij les kreeg van Julius Sabbe. Hij werd er laureaat retorica in 1890. Hij studeerde Germaanse talen in Gent (1890-1894). Hij leverde bijdragen aan Biekorf en Het Belfort. Na zijn doctoraat (21/06/1894) ging hij verder studeren in Parijs, Straatsburg en Leiden. Hij werkte als commies-opsteller aan het Ministerie van Binnenlandse zaken en Openbaar Onderwijs. Vanaf 1898 werd hij professor in de Germaanse talen aan de universiteit van Leuven. Hij doceerde er fonetica en Duitse literatuur. Hij gaf ook les aan de Leuvense Handelsschool (1915-1924). Hij was een voorvechter van de Vlaamse emancipatie. Na de dood van Gezelle kocht Scharpé een deel van de handbibliotheek van de dichter.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf

Briefschrijver

NaamScharpé, Louis
Datums° Tielt, 24/10/1869 - ✝ Betekom, 04/05/1935
GeslachtMannelijk
Beroepprofessor; literatuurhistoricus; auteur
BioNa de gemeenteschool in Tielt ging Scharpé naar het atheneum in Brugge, waar hij les kreeg van Julius Sabbe. Hij werd er laureaat retorica in 1890. Hij studeerde Germaanse talen in Gent (1890-1894). Hij leverde bijdragen aan Biekorf en Het Belfort. Na zijn doctoraat (21/06/1894) ging hij verder studeren in Parijs, Straatsburg en Leiden. Hij werkte als commies-opsteller aan het Ministerie van Binnenlandse zaken en Openbaar Onderwijs. Vanaf 1898 werd hij professor in de Germaanse talen aan de universiteit van Leuven. Hij doceerde er fonetica en Duitse literatuur. Hij gaf ook les aan de Leuvense Handelsschool (1915-1924). Hij was een voorvechter van de Vlaamse emancipatie. Na de dood van Gezelle kocht Scharpé een deel van de handbibliotheek van de dichter.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamGent
GemeenteGent

Naam - persoon

NaamDe Mont, Pol; Olympio; Spiridio; Waarzegger; Ortwin
Datums° Wambeek, 15/04/1857 - ✝ Berlijn, 29/06/1931
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar
BioNa zijn middelbare studies in het Frans te Ninove, studeerde Pol De Mont aan het kleinseminarie te Mechelen. Hij was er een vurig flamingant en stichtte in mei 1874 met Jan de Block de Vlaamse leerlingenkring De Jonge Taalvrienden. Ze gaven in 1876 de bundel Letterkundige Bijdragen, Onze Dageraad uit met bijdragen van de leden en vooraanstaande Vlaamse schrijvers als Guido Gezelle, Jan R. Snieders en Servaas Daems. Na zijn middelbare studies ging hij studeren aan de Leuvense universiteit (1877) en speelde er een belangrijke rol in de opkomende Vlaamse studentenbeweging, o.m. als bondgenoot en uiteindelijk ook concurrent van Albrecht Rodenbach. Hij stichtte aan de universiteit te Leuven Het Pennoen en was er ook actief in het studentengenootschap Met Tijd en Vlijt. In 1880 publiceerde hij zijn bundel Gedichten, bekroond met de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde. Zijn militante en literaire activiteiten verhinderden hem zijn rechtenstudies verder te zetten en zo werd de liberaal-vrijzinnig geworden De Mont leraar aan het Koninklijk Atheneum te Doornik (1880) en te Antwerpen (1882). Later ging hij daar ook lesgeven in de “Germaansche letteren” aan de Koninklijke Academie voor Schone kunsten (1886) en werd hij er benoemd tot conservator van het Museum voor Schone Kunsten (1904). In 1888 stichtte hij het tijdschrift Volkskunde dat nog altijd wordt uitgegeven. In 1905 was hij een van de stichters van het tijdschrift De Vlaamse Gids. In 1919 nam hij ontslag als conservator nadat hij in de pers beschuldigd was van activisme. Hij werd hoofdredacteur van de Vlaamsgezinde krant De Schelde. Enkelen van zijn medewerkers daar waren Paul van Ostaijen en Alice Nahon. Hij publiceerde verschillende poëziebundels, maar ook volksvertelsels en wondersprookjes en biografieën van Vlaamse kunstenaars. Als dichter en criticus, voordrachtgever en politicus heeft deze leraar een bijzonder groot publiek bereikt tot in Frankrijk en Duitsland. Hij is betrokken geraakt in alle toenmalige discussies omtrent taal en identiteit. Door zijn sterk gevoel voor de zich vrij ontwikkelende orale cultuur was hij, aansluitend bij August Gittée, ook één van de grondleggers van de volkskunde.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://nevb.be/wiki/De_Mont,_Pol
NaamDe Wolf, Adolf
Datums° Brugge, 16/08/1844 - ✝ Brugge (?), 20/12/1920
GeslachtMannelijk
Beroepapotheker
BioAdolf De Wolf liep school in het Sint- Lodewijkscollege, waar hij Engelse les kreeg van Guido Gezelle in het schooljaar 1860-1861. Hij volgde zijn ongehuwde oom, de bibliofiel Louis De Wolf, op als apotheker in “Den Cleynen Thems” te Brugge, de oudste privé-apotheek in België. De Wolf was bevriend met Gezelle want ze deelden dezelfde interesse voor folklore en geschiedenis. Gezelle schreef gelegenheidsgedichten voor De Wolf en zijn kinderen of bv. om de gevel van de apotheek te versieren bij de inhuldiging van de bisschop te Brugge.De Wolf was nauw betrokken bij de stichting van Biekorf: hij was een van de eerste medewerkers en werd penningmeester. Het gezin De Wolf kreeg zeven kinderen. Zoon Karel trad in zijn vaders voetsporen en volgde hem op als apotheker. Zoon Louis werd dan weer hoofdredacteur van Biekorf.
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf; gelegenheidsgedichten
BronnenP. Couttenier, Bij één van Gezelles laatse gelegenheidsgedichten. In: Gezelliana: 9 (1978) 1, p. 25-30; http://kringgeschiedenis.kava.be/SCANS/1973-046.pdf
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamGilliodts - Van Severen, Louis
Datums° Brugge, 04/07/1827 - ✝ Brugge, 24/07/1915
GeslachtMannelijk
Beroephistoricus; auteur; advocaat; uitgever; stadsarchivaris
BioLouis Gilliodts studeerde te Luik en behaalde er in 1850 het doctoraat in de rechten. Hij volgde te Parijs les aan l'Ecole des Chartes. Hij was verbonden aan de balie van Luik (1853) en die van Brugge (1855). Hij huwde in 1858 met Eugenie Van Severen (1824-1859). Ze stierf in het kinderbed van dochter Marie Gilliodts. In 1906 huwde hij een tweede keer met Romanie Vandenbussche (1873-1926). Op 14/10/1868 werd hij conservator van de archieven van de stad Brugge. Hij schreef de Inventaire des Archives de la ville de Bruges, die aangevuld werd door Edward Gailliard. Hij schreef in het tijdschrift La Flandre van James Weale en in Handelingen van de Société d'Emulation.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamScharpé, Louis
Datums° Tielt, 24/10/1869 - ✝ Betekom, 04/05/1935
GeslachtMannelijk
Beroepprofessor; literatuurhistoricus; auteur
BioNa de gemeenteschool in Tielt ging Scharpé naar het atheneum in Brugge, waar hij les kreeg van Julius Sabbe. Hij werd er laureaat retorica in 1890. Hij studeerde Germaanse talen in Gent (1890-1894). Hij leverde bijdragen aan Biekorf en Het Belfort. Na zijn doctoraat (21/06/1894) ging hij verder studeren in Parijs, Straatsburg en Leiden. Hij werkte als commies-opsteller aan het Ministerie van Binnenlandse zaken en Openbaar Onderwijs. Vanaf 1898 werd hij professor in de Germaanse talen aan de universiteit van Leuven. Hij doceerde er fonetica en Duitse literatuur. Hij gaf ook les aan de Leuvense Handelsschool (1915-1924). Hij was een voorvechter van de Vlaamse emancipatie. Na de dood van Gezelle kocht Scharpé een deel van de handbibliotheek van de dichter.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; medewerker Biekorf
NaamVan Damme, Justin
Datums° Ochtezele, 30/08/1772 - ✝ Brugge, 30/01/1843
GeslachtMannelijk
Beroepbelastingontvanger; rederijker
BioJustin Van Damme was een van de dertien kinderen van landbouwer Martinus Van Damme en Maria Outerleys, en de kleinzoon van Petrus Van Damme, baljuw van Kassel. Via Lo en Veurne belandde hij te Gistel waar hij belastingontvanger was van december 1797 tot mei 1799. Hij belandde kort na de eeuwwisseling in Ieper waar hij een hoofdrol speelde in de rederijkerskamer De Getrouwe van Herten. In 1826 werd hij hoofdcontroleur bij het kadaster te Brugge. Hij had er een vriendenkring van kunstliefhebbers waartoe de onderwijzer en taalkundige Pieter Behaeghel en de priester Leo de Foere behoorden. Ze hadden belangstelling voor de Brugse dichter Eduard de Dene en bestudeerden het handschrift van zijn "Testament Rhetoricael". Justin Van Damme was samen met apotheker Lodewijk De Wolf mede-eigenaar van dit handschrift. Van Damme kopieerde er twee vijfde van. Deze kopie is in bezit van het stadsarchief Brugge. Van Damme stuurde in 1832 ook een kopie van de "Langhen Adieu", een onderdeel van het handschrift, aan de Gentse geleerde Jules de Saint-Genois. Jan Frans Willems nam deze kopie in 1839 op in het "Belgisch Museum". Pieter van Lede, een van de Brugse vrienden, had dit fragment al op 10 oktober 1820 gepubliceerd in de "Nieuwe Gazette van Brugge". Het handschrift van Eduard De Denes "Testament Rhetoricael" kwam later in het bezit van Karel De Wolf. Via De Wolf kreeg Guido Gezelle het tijdelijk in bruikleen omdat hij van plan was om dit handschrift uit te geven.
NaamDe Dene, Eduard; Edewaerd, Eduwaert of Edward.
Datums° Brugge, 1505 - ✝ ?, tussen 1576 en 1579
GeslachtMannelijk
Beroeprederijker; dichter
BioDeze laatste grote Brugse rederijker behoorde tot de geletterde middenstand, maar kwam door drankmisbruik in het bestaan van een bohemien terecht. Als factor (secretaris) van de Rederijkerskamer der Weerde Drie Santinnen schreef hij niet bewaard gebleven toneelstukken. Zijn voornaamste werk zijn de 25.000 verzen van zijn "Testament rhetoricael", waarin heel wat afzonderlijke gedichten verwerkt zijn en dat hem de vergelijking met François Villon en François Rabelais opgeleverd heeft. De Bo, Gezelle en vele anderen hebben dit handschrift bestudeerd dat pas in 1976-1980 door de Gentse rederijkerskamer De Fonteine op wetenschappelijke wijze in drie delen gepubliceerd werd. Voor Marcus Gheeraerts’ emblematisch fabelboek "De Warachtighe Fabulen der Dieren" (Brugge, Pieter De Clerck, 1567) dichtte De Dene de teksten bij de prenten. Voordien had hij de bloemlezing "Rethoricale Werken" (Antwerpen, Jan II Van Ghelen, 1562) uitgegeven uit de gedichten van zijn grote stadsgenoot Anthonis De Roovere (Brugge ca. 1430 - 1482).
Links[wikipedia]
NaamGittée, August
Datums° Gent, 05/01/1858 - ✝ Watermaal-Bosvoorde, 05/05/1909
GeslachtMannelijk
Beroepleraar; volkskundige; auteur
BioDeze leerling van Max Rooses in het atheneum van Gent studeerde Germaanse talen aan de Ecole normale des humanités te Luik en onderwees op verschillende plaatsen in Vlaanderen en Wallonië: Hasselt, Ath, Aalst, Charleroi, Luik en Verviers. Als wetenschappelijke gangmaker van de volkskunde in Vlaanderen gaf hij met Pol De Mont van 1888 tot 1894 het tijdschrift "Volkskunde" uit. Hij publiceerde in het Frans en het Nederlands en schreef vele opstellen in o.m. het Nederlandsch Museum, De Vlaamsche Kunstbode, Dietsche Warande en Taal en Letteren. Hij stelde voor het onderwijs van het Nederlands in het Franstalig landsgedeelte bloemlezingen samen met materiaal uit de Vlaamse mondelinge traditie. Zijn belangrijkste werk is het Vraagboek tot het zamelen van Vlaamsche Folklore of Volkskunde (Gent, 1888).
Bronnen https://nevb.be/wiki/Gitt%C3%A9e,_August

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamGent
GemeenteGent

Naam - instituut/vereniging

NaamStadsarchief Brugge
BeschrijvingOp 15/08/1280 is het oude stadsarchief van Brugge volledig in de vlammen opgegaan. Daarna is een nieuw archief tot stand gekomen dat sindsdien nagenoeg compleet bewaard is gebleven. In de Franse en Hollandse periode en bij het begin van de Belgische onafhankelijkheid zijn er belangrijke inspanningen nodig geweest om de continuïteit te beveiligen. De definitieve ontsluiting is te danken aan Louis Gilliodts-Van Severen (Brugge 04/07/1827 - 24/07/1915) die vanaf 1868 tot zijn overlijden de gezaghebbende leider van de instelling was. De huidige archivaris, Jan D’Hondt, heeft twee eeuwenoude archieven, dat van de stad en dat van het OCMW kunnen samenvoegen.
Datering1281-heden
Links[wikipedia]

Titel - ander werk

TitelAnnales du Comité Flamand de France
Datum1854-
PlaatsLille
UitgeverDesclée de Brouwer
TitelBelgisch museum voor Nederduitsche tael- en letterkunde en geschiedenis der vaderlands ...
AuteurWillems, J.F.
Datum1837-1846
PlaatsGent
UitgeverGyselinck
TitelDe warachtige fabulen der dieren
AuteurDe Dene, Edward
Datum1567
PlaatsBrugge
UitgeverPieter De Clerck
Links[dbnl]
TitelTestament rhetoricael [handschrift]
AuteurDe Dene, Edward
PlaatsBrugge
Links[dbnl]
TitelVorstelijcke warande der dieren
Auteurvan den Vondel, Joost
Datum1617
PlaatsAmsterdam
UitgeverD.B. Pers
TitelMessager des sciences et des arts de la Belgique, ou Nouvelles archives historiques, littéraires et scientifiques (periodiek)
Datum1833-1838
PlaatsGand
UitgeverHebbelynck
TitelVolkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore (periodiek)
AuteurGitée, August ; De Mont, Pol
Datum1888-1894
PlaatsGent
UitgeverAd. Hoste
TitelVan de peste, een generale methodus om te cureren die contagieuse ziecte der pestilentiaele cortse met haer sympthomata
AuteurPelse, Jan
Datum1569
PlaatsBrugghe
UitgeverP. de Clerck

Titel06/02/1893, Gent, Louis Scharpé aan [Guido Gezelle]
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderScharpé, Louis
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum06/02/1893
VerzendingsplaatsGent (Gent)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 177x115
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden rouwpapier
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6576
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12856
Inhoud
IncipitIk weet niet hoe U genoeg
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.