Gij hebt mij reeds te veel van uwe dienstwilligheid laten misbruik maken, opdat ik er geene verschooning in zou zien U nogmaals te komen lastig vallen.
Zou ik, door uw toedoen, niet kunnen verkrijgen dat het handschrift van van Male over de beroemde mannen van Brugge,[1] dat zich in de verzameling Vercruysse-Goethals[2] bevindt, mij twee dagen achtereen ter beschikking wordt gesteld?
Als dat kon zijn, dan zou ik vrijdag en zaterdag toekomende naar Kortrijk komen, om de aanteekeningen te nemen welke dat handschrift mij over de Dene en over een paar andere "beroemde Bruggelingen" zal verschaffen, hoop ik.
Of, indien die twee dagen niet pasten, — een paar dagen in den loop der volgende week.p2Ik zal gelukkig zijn te dier gelegenheid U te kunnen mededeelen hoe ver ik gekomen ben met mijne opzoekingen over de Dene, wat U wellicht belang zal inboezemen, daar gij zelf, naar dat mijnheer de Wolf mij zegt, U zoo lang met dien schrijver hebt beziggehouden[3] Maar wat mij vooral blijde maakt, is dat ik daarbij zal mogen uwe persoonlijke kennis maken, na U zoo menig aangenaam uur door uwe werken te moeten danken, en nadat gij door uwe dienstvaardigheid U reeds zooveel recht hebt verworven op mijne diepste erkentelijkheid.