<Resultaat 1911 van 2308

>

p1
Eerw Heer & Vriend

Ik zend u hiernevens den franschen brief[1] terug, dien U vanwege M. den Minister gestuurd werd — en ik verzoek u, niet te gelooven dat ik daar voor iets tusschen gekomen ben. Het bestuur der Vlaamsche Letteren behoort aan den Heer Van Overbergh. Wend u dus tot dezen heer, die mij vroeger gezegd heeft uw vriend te wezen

Wat Mej. Marie Debo betreft[2] ik heb den eersten brief en ook den tweeden onder omslag gestuurd aan den Heer Minister, omdat de Algemeene Bestuurder van Hooger Onderwijs, Wetenschappen en letteren niet wil, dat iemand zich met dergelijke zaken rechtstreeks bemoeie. Ik heb dan ook met verwondering en ja met hertzeer vernomen dat verleden jaar geen gevolg is gegeven aan haar schrijven, en dat op heden nog haar 2e brief niet terecht is gekomen. Schrijf nu zelf een request en doet het door Juffrouw De Bo onderteekenen en door M Reynaert of Tack ondersteunen Komt dan nogmaals daarvan niets terecht dan zullen wij er moeten in berusten.

Van harte gegroet.
J VanDroogenbroeck
p2

N B. Zeg in het verzoekschrift wie M. de Bo is en ook: dat reeds twee brieven gestuurd werden met verzoek om onderstand, maar dat deze zonder gevolg gebleven zijn, ofschoon reeds vroeger, gedurende verscheidene jaren haar regelmatig die onderstand verstrekt werd, en er geene redens bekend zijn waarom de oude juffer thans die hulp ontzegd werd.

Noten

[1] Brief van F. Schollaert aan G. Gezelle van 20/07/1898 met vraag voor beoordeling door Gezelle van het werk Een dure Eed van Viriginie Loveling om in te tekenen bij het ministerie.
[2] Marie De Bo had als huishoudster van haar broer, de deken Leonard, financiële problemen na zijn dood. Door zijn ongeremde vrijgevigheid voor de armen zowel in Elverdinge als in Poperinge, liet hij, tot wanhoop van Marie, grote schulden na. Gezelle met anderen zocht die schulden af te lossen door boekenverkoop en de heruitgave van het Idioticon. Dat hielp. Maar Maria had géén woonst meer en geen inkomen, zij was niet in staat om huurgeld te betalen of in haar levensonderhoud te voorzien. Uiteindelijk vond Gezelle een woonst voor haar in het Kortrijkse Begijnhof. Uit de correspondentie met Van Droogenbroeck blijkt dat er bij het ministerie een aanvraag ingediend werd tot subsidiëring ten gunste van haar. Het is mogelijk dat dit in het kader van de heruitgave van het Idioticon was, hoewel deze aanvraag jaarlijks telkens opnieuw ingediend werd. Uiteindelijk verwees men dit dossier door naar een afdeling van de administratie die zich bekommerde om een soort 'leefgeld'.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie

Briefschrijver

NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrussel
GemeenteBrussel

Naam - persoon

NaamDe Bo, Maria; De Bo, Marie
Datums° Beveren-Leie, 14/08/1828
GeslachtVrouwelijk
BioMaria De Bo is de zus van Leonard Lodewijk De Bo. Ze kwam na zijn dood in financiële problemen door de schulden die hij achterliet. Ze moest op zoek naar een nieuw onderkomen. Er werden oplossingen gezocht om haar te helpen. Aanvankelijk kon zij in Ruiselede verblijven, in een voorlopige woonst dankzij de deken, maar daar moest ze ook weer weg. Zij ontving ondertussen geldelijke steun van Guido Gezelle en Pieter Baes en anderen die een soort noodfonds voor haar financierden en alle schulden van Leonard De Bo afbetaalden, dankzij de heruitgave van zijn Idioticon. Het aanbod van een kleinere woning in Ruiselede werd door haar afgewezen, tot ergernis van Pieter Baes. Uit het adressenboekje dat Cordelia Van De Wiele voor Guido Gezelle bijhield bleek dat ze uiteindelijk in het begijnhof van Kortrijk een onderkomen vond.
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamReynaert, Auguste
Datums° Anzegem, 14/11/1833 - ✝ Kortrijk, 22/07/1915
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus; burgemeester; volksvertegenwoordiger
BioAuguste Reynaert studeerde aan de universiteit van Leuven waar hij promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte en letteren (1855) en tot doctor in de rechten (1858). Hij was werkzaam als advocaat aan de balie van Kortrijk (1858-1915). Als katholiek politicus was hij volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk (1854-1910), gemeenteraadslid van Kortrijk in 1866 en ten slotte burgemeester van Kortrijk (1885-1915). In 1864 werd Reynaert verkozen tot katholiek volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk en vervulde dit mandaat tot in 1910. Hij werd tot gemeenteraadslid van Kortrijk verkozen bij de verkiezingen van 1866 en werd burgemeester benoemd in 1885, een ambt dat hij zou uitoefenen tot aan zijn dood.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamSchollaert, Frans Victor
Datums° Wilsele (Leuven), 18/08/1851 - ✝ Sainte Adresse, 29/06/1917
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus
BioFrançois Schollaert was de zoon van François Schollaert en Jeanne van der Schrieck. Hij promoveerde tot doctor in de rechten en vestigde zich als advocaat aan de balie van Leuven. Hij werd in 1880 verkozen tot provincieraadslid voor de katholieke partij en was van 1888 tot aan zijn overlijden volksvertegenwoordiger en van 1901 tot 1908 en van 1911 tot 1917 voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Bovendien was hij van 1908 tot 1911 eerste minister. In 1890 was hij medestichter geweest van de Belgische Boerenbond.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamTack, Pierre
Datums° Kortrijk, 18/12/1818 - ✝ Kortrijk, 11/04/1910
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; industrieel; politicus; minister van staat
BioPierre Tack studeerde wijsbegeerte en recht aan de katholieke universiteit Leuven. Hij was een advocaat en industrieel (brouwer) in Kortrijk. Vanaf 1848 was hij ook politiek bedrijvig voor de Katholieke Partij als stadssecretaris (1849-1854), gemeenteraadslid (1863), schepen (1867-1870 en 1872-1907) en volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk (1854-1908). Hij oefende heel wat functies uit binnen de Kamer. Verder was hij minister van financiën in de regering Jules d'Anethan (07-08 1870). Op 09/11/1897 werd hij minister van staat. Op 12/12/1897 gebeurde de huldiging van zijn 50 jaar openbaar leven. Hiervoor schreef Gezelle de gedichten 't Takske zal eens boom bedijgen en De Boom van Belgenland.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedichten
NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie
NaamVan Overbergh, Cyriel
Datums° Kortrijk, 07/03/1866 - ✝ Elsene, 31/03/1959
GeslachtMannelijk
Beroepkabinetchef; socioloog; politicus; auteur
BioTijdens zijn studententijd was Cyriel Van Overbergh verdediger van arbeiders en vrouwen. Hij was een voortrekker van het corporatisme. In 1892 werd hij benoemd tot arrondissementscommissaris van Kortrijk. In 1894 werd hij kabinetschef op het ministerie Justitie (regering-De Burlet). In 1895 verhuisde hij naar Binnenlandse Zaken. Hij bleef kabinetschef tot in 1899 en werd het jaar nadien directeur-generaal voor het Hoger onderwijs, de Kunsten en de Wetenschappen. Hij was medestichter van de Ligue Catholique du Suffrage Féminin waar hij voluit actie voerde om het vrouwenkiesrecht af te dwingen. Verder voerde hij campagne voor de gelijke rechten voor het vrije en het officiële onderwijs, de leerplicht, de huisvesting en militaire kwesties waarbij hij steeds vooruitstrevende standpunten innam. Hij werd adviseur van het Algemeen Secretariaat der Christene Vrouwenvakverenigingen van België dat in 1912 gesticht was. In 1918 was hij secretaris van de Belgische Volksbond. In 1921 stond hij aan de wieg van het Algemeen Christelijk Werknemersverbond (ACW).
Links[odis], [wikipedia]

Naam - plaats

NaamBrussel
GemeenteBrussel

Titel29/11/1898, Brussel, Jan Van Droogenbroeck aan [Guido Gezelle]
EditeurKarel Platteau; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Droogenbroeck, Jan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum29/11/1898
VerzendingsplaatsBrussel (Brussel)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 211x136
wit
papiersoort: 2 zijden beschreven; zijde 2 verticaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: afbeelding, L'Union fait la force
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7059
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12938
Inhoud
IncipitIk zend u hiernevens den franschen
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.