<Resultaat 1714 van 2074

>

p1
Wiesbaden

Dear & Reverend Sir

Many thanks for your kind letter. I am very glad to know you did not advise that marriage[1] my Aunt had told me so, but old people often forget a name, and I have told her now, that you had no part in it. She is in her 93rdp2year and has been much concerned at her niece’s long silence, fearing all sorts of dreadful things. I do wish my poor cousin would go to you, you used to be such a comfort to her, & I cannot at all understand why she keeps away from you. You have no doubt read “Locksley Hall[2] by Tennyson, that description is exactly my poorp3cousin’s marriage. If she does not write to us soon I shall write & tell her my opinion very plainly. It is not right to neglect her poor old Aunt like that. - I hear that you are a poet, but as you write in Flemish, I am sorry not to able to have the pleasure of reading what I should be sure to enjoy. Poetry, music, (all the arts) & nature are what I could notp4live without. Of course, as you perhaps know, music occupies most of my time, and my happiest moments are when I am thanked for the pleasure some one has had. I wish the artists would think more of giving pleasure, than of shewing off their gymnastics. One must do both alas! now, but the chief thing ought to be, the tones that remain in one’s memory. Who ever will replace Rubinstein for that? Now I*p1will end & asking you to remember me in your prayers that, I may, in my career, act always for God’s Will

I remain Yours respectfully
Caroline H. Locke
p5

Lokale und vermischte Nachrichten.[3]

+ Erbach, 26. April. Das am gestrigen Sonntagnachmittag im Saale des “Schützenhof” unter dem Protektorate Ihrer Durchl. der Gräfin Erika zu Erbach-Erbach veranstaltete Wohlthätigkeits-Konzert fand, wie erhofft, die regste Betheiligung. Das reichhaltige Programm der aus Wiesbaden und Frankfurt zugezogenen Künstler, die in uneigennütziger Weise ihre Kräfte in den Dienst der guten Sache gestellt hatten, wurde mit dem größten Interesse verfolgt und allgemein bedauert, daß man sich nicht noch länger an den dargebotenen, hier so außergewöhnlich seltenen Kunstgenüssen erfreuen konnte. Eröffnet wurde das Konzert durch zwei von der Pianistin Frl. Karoline Locke und dem Cellisten hrn. Johs. Hegar vorzüglich wiedergegebenen Sätze aus der Beethoven’schen Sonate in A-dur. Frl. Locke bewährte ihr hervorragendes Können ferner in sechs kleineren Compositionen von Scarlatti, Schumann, Leschetitzky, Chopin, Rubinstein und Vignolo, die sie mit Verve und – nebenbei bemerkt – wunderschönem Anschlag sämmtlich auswendig vortrug. Uns sprachen am meisten “Abends” von Schumann, die Rubinstein’sche Barcarole und die feurige Tarantelle von Vignolo an. Frl. Locke erntete nach jeder Nummer reichen Beifall und darf das Bewußtsein mitnehmen, alle Hörer hocherfreut und denselben einen großen Genuß bereitet zu haben. Nicht minder anerkennenswerth aber wie ihre solistischen Leistungen war die Begleitung zu Herrn Hegars Solonummern, welche die Dame außerdem noch in liebenswürdigster Weise übernommen hatte und auf’s Geschickteste durchführte. Herr Hegar gewann sich die Sympathie des Publikums durch den feinempfundenen Vortrag des reizvollen “Cantabile’s” von César Cui, und am Schluß des Programms entzückte er die Hörer durch zwei graziöse Sachen von Hugo Becker, eine stimmungsvolle Romanze und ein eigenartiges, im alten Stile componirtes Menuett, das auch seinen nochmaligen Hervorruf veranlaßte und ihm Gelegenheit gegeben hatte, sein künstlerisches Vermögen nach jeder Richtung hin zu zeigen. Nicht unerwähnt mag auch der wunderbare Ton seines (altitalienischen) Instrumentes bleiben, der den Eindruck seiner Leistungen noch verstärkte. Die Konzertgängerin Frl. Tonn Canstatt bot uns einen ganzen Strauß von Gesangscompositionen älterer und neuerer Meister, von denen der kürzlich verstorbene Brahms, ferner Schubert, Tinel, Schumacher, Giehrl, Graf Phil. zu Eulenburg und Reinhold Becker besonders hervorragen, abgesehen von der zu Anfang des Konzertes gesungenen Arie aus Achilleus von Max Bruch. Außerordentlich angenehm berührte die Leichtigkeit und Sicherheit, mit der die junge, vielversprechende Künstlerin ihre herrliche Stimme bewältigt, und man fragt sich, was man bei derselben am meisten bewundern soll: den hervorragende Wohlklang, den außergewöhnlichen Umfang oder die vorzügliche Schulung. Am meisten entzückte sie durch den feinen und anmuthigen Vortrag des “Wiegenliedes” von Edgar Tinel und die temperamentvolle Wiedergabe des Skaldengesanges von Phil. zu Eulenburg. Reicher Beifall wurde der Künstlerin nach jeder Nummer zu Theil, und wir glauben, dem Wunsche aller Zuhörer Ausdruck zu geben, wenn wir der liebenswürdigen künstlerin ein herzliches “Auf Wiedersehen” zurufen. Nicht unerwähnt lassen wollen wir die sehr dezente Begleitung des Herrn Ewald Deutsch aus Wiesbaden. Zum Schlusse möchten wir noch der Veranstalter des wohlgelungenen Festes gedenken. Dieselben haben sich durch ihre glänzend bewiesene Thatkraft, sowie die unendliche Mühe, die sie sich um das Zustandekommen des Konzertes und der Verloosung gemacht haben, unsere volle Bewunderung erworben, und wir hoffen, dass ihre Bemühungen durch einen recht guten pekuniären Erfolg zu Gunsten des wohlthätigen Zweckes gekrönt sein werden.

Noten

[1] Het huwelijk met Léopold Van Marcke.
[2] Gedicht van de jonge Tennyson over de moeilijke verhouding van de I-protagonist met zijn geliefde wegens de weigerachtige houding van haar familie. Allusie op de situatie van Caroline Lockes nichtje?
[3] Vertaling Johan Van Eenoo (Duits): Lokale en gemengde berichten

+ Erbach, 26 april. Het gisteren, zondagnamiddag, in de zaal van het ‘Schützenhof’, onder de bescherming van hare doorluchtigheid Gravin Erika zu Erbach-Erbach, uitgevoerde benefietconcert werd, zoals gehoopt, allerdrukst bijgewoond. Het zeer gevarieerde programma van de uit Wiesbaden en Frankfurt afkomstige kunstenaars, die onzelfzuchtig hun krachten ten dienste van de goede zaak gesteld hadden, werd met de grootste interesse gevolgd, en algemeen werd betreurd dat men zich niet nog langer in de ten gehore gebrachte, alhier zo buitengewoon zelden gehoorde kunstgenietingen kon verheugen. Het concert werd geopend met twee stukken uit de sonate in A-groot van Beethoven, voortreffelijk uitgevoerd door de pianiste Mej. Karoline Locke en de cellist de Hr. Johs. Hegar. Daarna bevestigde Mej. Locke haar uitmuntende kunde in zes kleinere composities van Scarlatti, Schumann, Leschetitzky, Chopin, Rubinstein en Vignolo, die zij met verve en – het weze terzijde opgemerkt – met een wondermooie aanslag, allemaal uit het hoofd ten gehore bracht. Wij werden het meest aangesproken door ‘Abends’ van Schumann, de Barcarole van Rubinstein en de vurige Tarantella van Vignolo. Mej. Locke oogstte na elke nummer grote bijval en mag er zich van bewust zijn, de toehoorders een grote vreugde en een groot muzikaal genot te hebben verschaft. Niet minder lovenswaardig dan haar solo-uitvoeringen was evenwel ook haar begeleiding van de solostukken van de Hr. Hegar. Deze dame was zo uiterst vriendelijk geweest die op zich te nemen en voerde die bovendien op de meest passende manier uit. De Hr. Hegar kreeg het publiek op zijn hand door de fijngevoelige vertolking van het fraaie ‘Cantabile’ van César Cui, en aan het eind van het programma bracht hij de toehoorders in vervoering met twee gracieuze stukken van Hugo Becker, een stemmige romance en een eigenaardig, in oude stijl gecomponeerd menuet, dat ook hem een open doekje bezorgde en hem de gelegenheid gegeven had zijn artistieke vermogen in alle richtingen ten toon te spreiden. Niet onvermeld blijve ook de wonderlijke klank van zijn (oud-Italiaans) instrument, die het effect van zijn uitvoeringen nog versterkte. De concertzangeres Mej. Tony Canstatt bood ons, afgezien van de bij het begin van het concert gezongen aria uit Achilles van Max Bruch, een boeket van zangcomposities van oudere en nieuwere meesters, waaronder vooral de onlangs overleden Brahms, en verder Schubert, Tinel, Gierl, Graf Phil. zu Culenburg en Reinhold Becker uitblonken. Men werd buitengewoon aangenaam getroffen door het gemak en de zekerheid waarmee de jonge, veelbelovende kunstenares haar stem beheerst, en men vraagt zich af wat men bij haar het meest zou moeten bewonderen: de uitmuntende welluidendheid, het buitengewone stembereik of de voortreffelijke scholing. De grootste vervoering bracht zij teweeg met de fijne en lieftallige voordracht van het ‘Wiegenlied’ van Edgar Tinel en de temperamentvolle uitvoering van het Skaldengezang van Phil. zu Culenburg. Een grote bijval viel de kunstenares na elk nummer ten deel, en wij geloven de uitdrukking van de wens van alle toehoorders te zijn, als wij de beminnelijke kunstenares een hartelijk “Tot weerziens” toeroepen. Niet onvermeld willen wij de zeer stemmige begeleiding laten van de Hr. Ewald Deutsch uit Wiesbaden. Ten slotte willen we graag denken aan de organisatoren van het geslaagde feest. Zij hebben zich onze volle bewondering verworven door hun schitterend bewezen daadkracht, evenals door de eindeloze moeite die zij zich om de totstandkoming van het concert en de tombola getroost hebben, en wij hopen dat hun inspanningen met een echt goed pecuniair succes ten gunste van het liefdadige doel bekroond zullen worden.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamLocke, Caroline Harriet
Datums° Newcastle, 08/11/1850 - ✝ Sarrebourg, 16/10/1937
GeslachtVrouwelijk
Beroeppianiste
VerblijfplaatsIerland; Engeland; Duitsland; Frankrijk
BioCaroline Harriet Locke was een Engelse pianiste die in Duitsland actief was. Ze was een leerlinge van James Kwast (Nijkerk, 1852 - Berlijn, 1927), een Duitse muziekpedagoog en pianist van Nederlandse komaf. Caroline werd geboren op 8 november 1850 in Newcastle, Limerick, Ierland. Haar ouders waren majoor John William Thomas Locke (Wells, Sommerset, England, 1816 - Atcham, Shropshire, Engeland, 2/03/1875), een nakomeling van de Engelse filosoof John Locke, en Mary Norman Hussey (°1825). Dit koppel was getrouwd op 10 oktober 1843 in Marylebone, Londen, Engeland en week uit naar Brugge waar hun zoon William Hume Locke (Brugge, 16/06/1845 - Kensington, Londen, Engeland, 1910), later luitenant, in de Oude Zak geboren werd. Het gezin verbleef in 1853 in Newcastle, Limerick, Ierland. In 1861 (census) woonde Caroline met haar ouders in St. Mary, Shrewsbury, Shropshire, Engeland. Tien jaar later (census) woonde Caroline niet meer bij haar ouders, haar broer William wel. In 1897 woonde ze in bij haar tante in Wiesbaden, en daar woonde ze op 13 augustus 1904 nog steeds, op het moment dat ze huwde met de Duitser Johann Friedrich Wilhelm Röster (°Schlebusch, Duitsland, 19/03/1880). Zij was tegen dan 54 jaar, hij 24 jaar. Ze huwden in de Duits Evangelische Kerk in Islington, Londen. In 1915 woonde het echtpaar in Zwitserland, en in 1924 liet Johann zich tot Fransman naturaliseren. Caroline zou uiteindelijk op 16 oktober 1937 overlijden in 55 Rue de l'Entente, Sarrebourg, Lorraine, Frankrijk.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/ https://nl.geneanet.org/ http://www.archiefbankbrugge.be Belfast News Letter (20 juli 1915)

Briefschrijver

NaamLocke, Caroline Harriet
Datums° Newcastle, 08/11/1850 - ✝ Sarrebourg, 16/10/1937
GeslachtVrouwelijk
Beroeppianiste
VerblijfplaatsIerland; Engeland; Duitsland; Frankrijk
BioCaroline Harriet Locke was een Engelse pianiste die in Duitsland actief was. Ze was een leerlinge van James Kwast (Nijkerk, 1852 - Berlijn, 1927), een Duitse muziekpedagoog en pianist van Nederlandse komaf. Caroline werd geboren op 8 november 1850 in Newcastle, Limerick, Ierland. Haar ouders waren majoor John William Thomas Locke (Wells, Sommerset, England, 1816 - Atcham, Shropshire, Engeland, 2/03/1875), een nakomeling van de Engelse filosoof John Locke, en Mary Norman Hussey (°1825). Dit koppel was getrouwd op 10 oktober 1843 in Marylebone, Londen, Engeland en week uit naar Brugge waar hun zoon William Hume Locke (Brugge, 16/06/1845 - Kensington, Londen, Engeland, 1910), later luitenant, in de Oude Zak geboren werd. Het gezin verbleef in 1853 in Newcastle, Limerick, Ierland. In 1861 (census) woonde Caroline met haar ouders in St. Mary, Shrewsbury, Shropshire, Engeland. Tien jaar later (census) woonde Caroline niet meer bij haar ouders, haar broer William wel. In 1897 woonde ze in bij haar tante in Wiesbaden, en daar woonde ze op 13 augustus 1904 nog steeds, op het moment dat ze huwde met de Duitser Johann Friedrich Wilhelm Röster (°Schlebusch, Duitsland, 19/03/1880). Zij was tegen dan 54 jaar, hij 24 jaar. Ze huwden in de Duits Evangelische Kerk in Islington, Londen. In 1915 woonde het echtpaar in Zwitserland, en in 1924 liet Johann zich tot Fransman naturaliseren. Caroline zou uiteindelijk op 16 oktober 1937 overlijden in 55 Rue de l'Entente, Sarrebourg, Lorraine, Frankrijk.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/ https://nl.geneanet.org/ http://www.archiefbankbrugge.be Belfast News Letter (20 juli 1915)

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamWiesbaden

Naam - persoon

NaamLocke, Caroline Harriet
Datums° Newcastle, 08/11/1850 - ✝ Sarrebourg, 16/10/1937
GeslachtVrouwelijk
Beroeppianiste
VerblijfplaatsIerland; Engeland; Duitsland; Frankrijk
BioCaroline Harriet Locke was een Engelse pianiste die in Duitsland actief was. Ze was een leerlinge van James Kwast (Nijkerk, 1852 - Berlijn, 1927), een Duitse muziekpedagoog en pianist van Nederlandse komaf. Caroline werd geboren op 8 november 1850 in Newcastle, Limerick, Ierland. Haar ouders waren majoor John William Thomas Locke (Wells, Sommerset, England, 1816 - Atcham, Shropshire, Engeland, 2/03/1875), een nakomeling van de Engelse filosoof John Locke, en Mary Norman Hussey (°1825). Dit koppel was getrouwd op 10 oktober 1843 in Marylebone, Londen, Engeland en week uit naar Brugge waar hun zoon William Hume Locke (Brugge, 16/06/1845 - Kensington, Londen, Engeland, 1910), later luitenant, in de Oude Zak geboren werd. Het gezin verbleef in 1853 in Newcastle, Limerick, Ierland. In 1861 (census) woonde Caroline met haar ouders in St. Mary, Shrewsbury, Shropshire, Engeland. Tien jaar later (census) woonde Caroline niet meer bij haar ouders, haar broer William wel. In 1897 woonde ze in bij haar tante in Wiesbaden, en daar woonde ze op 13 augustus 1904 nog steeds, op het moment dat ze huwde met de Duitser Johann Friedrich Wilhelm Röster (°Schlebusch, Duitsland, 19/03/1880). Zij was tegen dan 54 jaar, hij 24 jaar. Ze huwden in de Duits Evangelische Kerk in Islington, Londen. In 1915 woonde het echtpaar in Zwitserland, en in 1924 liet Johann zich tot Fransman naturaliseren. Caroline zou uiteindelijk op 16 oktober 1937 overlijden in 55 Rue de l'Entente, Sarrebourg, Lorraine, Frankrijk.
Relatie tot Gezellecorrespondent
Bronnen https://www.ancestry.co.uk/ https://nl.geneanet.org/ http://www.archiefbankbrugge.be Belfast News Letter (20 juli 1915)
NaamTinel, Edgar
Datums° Sinaai, 27/03/1854 - ✝ Brussel, 28/10/1912
GeslachtMannelijk
Beroepcomponist
BioEdgar Tinel kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, die koster-organist was in Sinaai. Aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel kreeg hij les van o.a. Louis Brassin (piano), Alphonse Mailly (orgel) en François-Auguste Gevaert (compositie). Als pianovirtuoos werd hij een internationaal gevierd concertpianist met vertolkingen van Beethoven, Liszt en Mendelssohn, maar vooral Schumann. Daarna legde hij zich meer toe op de compositie. In 1877 kreeg hij de Prix de Rome voor zijn cantate Klokke Roeland op tekst van Maurits Sabbe. Door dit Nederlandstalige werk gingen velen de Franstalige Tinel onterecht als een flamingant aanzien. Wel schreef hij veel muziek op Nederlandse teksten, en was hij een van de eersten die gedichten van Gezelle op muziek zette. Hij schreef vooral vocale muziek. Samen met Jacques-Nicolas Lemmens leidde hij in België de internationale beweging voor authentieke kerkmuziek, waar ook August Reyns en Karel Mestdagh toe behoorden. In 1881 volgde hij Lemmens op als directeur van het Mechels Instituut voor religieuze muziek, het latere Lemmensinstituut. In 1889 werd hij aangesteld als inspecteur voor muziekonderricht, en in 1896 werd hij professor contrapunt en fuga aan het Brusselse conservatorium, waarvan hij vanaf 1908 directeur was. Hij steunde de Brugse componist Joseph Ryelandt tijdens zijn opleiding.
Relatie tot Gezellecorrespondent; componist van Gezelleliederen
Bronnen http://svm.be/content/tinel-edgar
NaamVan Marcke, Léopold Ferdinand; Vanmarcke
Datums° Wevelgem, 15/02/1844
GeslachtMannelijk
Beroepwisselagent; boekhouder; bankier
BioLéopold Ferdinand Van Marcke, bankier/wisselagent in Kortrijk, werd op 15 februari 1844 in Wevelgem geboren als zoon van Frederic Van Marcke en Catherine Delporte. Léopold trouwde op 14 november 1873 in Kortrijk met Elvina Marie Verbeke (Kortrijk, 1847-1889). Het echtpaar Van Marcke-Verbeke had twee zonen: Alberic (Kortrijk, 1873 – Knokke, 05/08/1901) en Joseph Gustave Jules (°Kortrijk, 04/07/1876). Net als hun vader waren ook zij wisselagent. Na het overlijden van Elvina op 21 januari 1889 hertrouwde Leopold enkele maanden later op 10 september 1889 met Matilda Harriet Locke. Dit gebeurde te Elsene, waar de bruid op dat moment woonde.
BronnenRijksarchief
NaamTennyson, Alfred
Datums° Somersby, 06/08/1809 - ✝ Lurgashall, 06/10/1892
GeslachtMannelijk
Beroepdichter
VerblijfplaatsEngeland
BioAlfred Tennyson was een Engelse dichter. Hij werd op 6 augustus 1809 geboren in een welgestelde middenklassefamilie als zoon van een dominee. Zijn opleiding genoot hij in Louth en nadien in Cambridge, waar hij aan het Trinity College studeerde. Nadat hij in 1827 samen met zijn broer Charles een dichtbundel publiceerde, verscheen in 1830 zijn eerste solowerk ‘Poems Chiefly Lyrical’. Hoewel zijn werk weleens als te sentimenteel werd omschreven, genoot Tennyson een grote populariteit. Hij was bekend bij befaamde collega's, zoals Samuel Taylor Coleridge, en was een inspiratiebron voor de Prerafaëlieten, waaronder Dante Gabriel Rossetti en William Holman Hunt. Het toppunt van zijn roem bereikte Tennyson in 1850, wanneer hij tot ‘Poet Laureate’ (hofdichter) werd benoemd door koningin Victoria. Deze functie bleef hij tot aan zijn dood in 1892 bekleden, waarmee hij de hofdichter met de langste staat van dienst is. Tot op de dag van vandaag zijn diverse regels van hem zeer bekend, zoals "Tis better to have loved and lost / Than never to have loved at all" en "Knowledge comes, but Wisdom lingers".
Links[wikipedia]
NaamLocke, Matilda Harriet Courtenay
Datums° North Runction, 03/09/1841 - ✝ Hambledon, 05/1917
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioMatilda Harriet Courtenay Locke was de dochter van de anglicaanse priester Rev. Charles George John Courteny Locke (ca. 1804 - Parijs, 18/02/1848) en Mary Berry Wood (1805-1843). Haar vader hertrouwde op 9 december 1845 in Leamington Priors, Warwickshire met Blanche Somerset (1811 - 17 Montpellier Villas, Cheltenham, Gloucestershire, 14/10/1879). Het huwelijk bleef kinderloos. Na de dood van Charles Courtenay Locke in 1848 werd Matilda Harriet Courtenay Locke verder opgevoed door haar stiefmoeder. In 1851 en 1861 woonden zij in Newchurch, Hampshire. Op 10 september 1889 huwde Matilda Harriet Locke in Elsene met de Kortrijkse wisselagent/bankier Leopold Ferdinand Vanmarcke (of Van Marcke), geboren in Wevelgem op 15 februari 1844. Hij was op dat moment weduwnaar van Elvina Maria Verbeke die op 21 januari 1889 in Kortrijk overleden was. Matilda woonde op het moment van haar huwelijk langs de Chaussée de Waterloo 429 in Elsene. De getuigen op het huwelijk waren: James Baillie, een 52-jarige, in Elsene verblijvende kolonel van het Engelse leger, Charles Levaux, een 45-jarige, in Schaarbeek wonende rentenier, Paul Cocquison, een 26-jarige spinner uit Kortrijk en Ernest Darchambeau, een 35-jarige advocaat uit Elsene. Uit de correspondentie van Caroline Locke met Guido Gezelle blijkt het om een problematisch huwelijk te gaan. Matilda overleed in mei 1917 op 76-jarige leeftijd als “Mathilde Henriette Van Marcke” in Hambledon, Surrey. Ze werd op 8 mei 1917 begraven in Chiddingfold, Surrey
BronnenAncestry; Familysearch; Rijksarchief
NaamRubinstein, Anton
Datums° Vichvatinets, 28/11/1829 - ✝ Peterhof, 20/11/1894
GeslachtMannelijk
Beroeppianist; componist; dirigent; muziekpedagoog
VerblijfplaatsRusland
BioAnton Gregorjevitsj Rubinstein was een Russische pianist en componist die tot de grootste pianovirtuozen van zijn tijd wordt gerekend. Hij werd op 28 november 1829 geboren als zoon van een koopman en een pianiste. Zowel hij als zijn broer Nikolaj bleken reeds als kind een bijzonder muzikaal talent te hebben. Nadat ze eerst les gekregen hadden van hun moeder en van de Russische pianopedagoog Alexander Villoing, gingen ze samen naar Berlijn om er te studeren onder Siegfried Dehn. Anton vestigde zich in 1848 in Sint-Petersburg, waar grootvorstin Helena Pawlowna zijn beschermvrouwe werd. In 1859 werd hij benoemd tot hofpianist en dirigent van de hofkapel van tsaar Alexander II, maar ook richtte hij het 'Russische Muziekgezelschap' op, en in 1862 ook het Conservatorium van Sint-Petersburg. Zowel in zijn pianospel als in zijn compositiewerk getuigde Anton van een groot gevoel voor romantiek en hartstocht.
Links[wikipedia]
NaamLocke, Jane Matilda; Locke, Johanna
Datums° Exeter, 1806 - ✝ Wiesbaden, 23/06/1902
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland; Duitsland
BioJane (Johanna) Matilda Locke werd geboren in 1806 in Exeter, Devon als dochter van luitenant-generaal John Locke (1779-1837) en Hon. Matilda Jane Courtenay (1778-1848), gravin van Devon. Ze was de zuster van Matilda Harriet Elizabeth Locke (1804-1877), prinses Reus-Köstritz, Rev. Charles George John Courtenay Locke (ca. 1804-1848), vader van Matilda Harriet Courtenay Locke (1841-1917) en John William Thomas Locke, de vader van Caroline Harriet Locke, die bij haar inwoonde. Jane Matilda Locke bleef ongehuwd. Ze overleed op 23 juni 1902 op 96-jarige leeftijd in haar huis 11 Bierstadterstrasse, Wiesbaden, Hessen, Duitsland. De afwikkeling van haar erfenis, om en bij de 3.000 pond, werd opgevolgd door haar in Brugge geboren neef William Hume Norman Locke, de broer van Caroline Harriet Locke.
BronnenAncestry; https://www.familysearch.org/nl

Naam - plaats

NaamWiesbaden

Titel28/11/1897, Wiesbaden, Caroline Harriet Locke aan [Guido Gezelle]
EditeurRik Van Gorp; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderLocke, Caroline Harriet
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum28/11/1897
VerzendingsplaatsWiesbaden
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.240-241
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 182x117
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven; zijde 1 in twee richtingen beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: afbeelding, Colibri-Billet, S I F[?] 7596
Toevoegingen op zijde 1 linksboven: private indiff. (rode inkt, schuin)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6921
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|12981
Inhoud
IncipitMany thanks for your
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.