<Resultaat 1553 van 2074

>

p1
Zeer Eerweerde Heer,

Laar mij toe Uwe Eerweerde, hertelijk te bedanken over de gelukwenschen[1] die mij toegezonden wierden door den brief van 30 Maart laatstleden.

Niet alleen 's Konings gunst maar ook de eer die gij mij aandoet maken mij beschaamd. Ik weet immers niet waar ik zulks ooit kan verdiend hebben

Daarom blijf ik uw dankbaar
ADe Leyn

Noten

[1] Op 14 maart 1894 werd De Leyn door de koning tot ridder in de Leopoldsorde benoemd.

Register

Correspondenten

NaamDe Leyn, Alfons
Datums° Brugge, 08/10/1839 - ✝ Brugge, 28/09/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; kanunnik
BioAlfons De Leyn, zoon van Louis De Leyn, grondeigenaar, en Isabella De Coster, studeerde rechten aan de universiteit van Leuven. Hij werd er op 14/04/1863 doctor in de rechten. Op 22/12/1866 ontving hij zijn priesterwijding te Brugge. Vervolgens ging hij aan de slag als leraar aan het kleinseminarie te Roeselare (18/03/1867) en als directeur van de lagere afdeling van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (09/1872) en het daaraan verbonden pensionaat. Hij volgde Emiel Minne op als principaal van het Sint-Lodewijkscollege (1878-1883). Hij was ook werkzaam als schoolinspecteur. Op 21/09/1887 werd hij ere-kanunnik van de kathedraal te Brugge en op 15/05/1889 titulair kanunnik. In 1896 was hij nauw betrokken bij de organisatie van de feestelijkheden ter gelegenheid van de zaligverklaring van Idesbald van der Gracht. Hij was eveneens lid van de Société d'émulation te Brugge en de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Leyn, Alfons
Datums° Brugge, 08/10/1839 - ✝ Brugge, 28/09/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; kanunnik
BioAlfons De Leyn, zoon van Louis De Leyn, grondeigenaar, en Isabella De Coster, studeerde rechten aan de universiteit van Leuven. Hij werd er op 14/04/1863 doctor in de rechten. Op 22/12/1866 ontving hij zijn priesterwijding te Brugge. Vervolgens ging hij aan de slag als leraar aan het kleinseminarie te Roeselare (18/03/1867) en als directeur van de lagere afdeling van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (09/1872) en het daaraan verbonden pensionaat. Hij volgde Emiel Minne op als principaal van het Sint-Lodewijkscollege (1878-1883). Hij was ook werkzaam als schoolinspecteur. Op 21/09/1887 werd hij ere-kanunnik van de kathedraal te Brugge en op 15/05/1889 titulair kanunnik. In 1896 was hij nauw betrokken bij de organisatie van de feestelijkheden ter gelegenheid van de zaligverklaring van Idesbald van der Gracht. Hij was eveneens lid van de Société d'émulation te Brugge en de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamDe Leyn, Alfons
Datums° Brugge, 08/10/1839 - ✝ Brugge, 28/09/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; schooldirecteur; kanunnik
BioAlfons De Leyn, zoon van Louis De Leyn, grondeigenaar, en Isabella De Coster, studeerde rechten aan de universiteit van Leuven. Hij werd er op 14/04/1863 doctor in de rechten. Op 22/12/1866 ontving hij zijn priesterwijding te Brugge. Vervolgens ging hij aan de slag als leraar aan het kleinseminarie te Roeselare (18/03/1867) en als directeur van de lagere afdeling van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (09/1872) en het daaraan verbonden pensionaat. Hij volgde Emiel Minne op als principaal van het Sint-Lodewijkscollege (1878-1883). Hij was ook werkzaam als schoolinspecteur. Op 21/09/1887 werd hij ere-kanunnik van de kathedraal te Brugge en op 15/05/1889 titulair kanunnik. In 1896 was hij nauw betrokken bij de organisatie van de feestelijkheden ter gelegenheid van de zaligverklaring van Idesbald van der Gracht. Hij was eveneens lid van de Société d'émulation te Brugge en de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Hij werkte mee aan Rond den Heerd en Biekorf.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

De Leyn, Alfons

Correspondenten

De Leyn, Alfons
Gezelle, Guido

Naam - persoon

De Leyn, Alfons

Naam - plaats

Brugge

Plaats van verzending

Brugge

Titel12/04/1894, Brugge, Alfons De Leyn aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Leyn, Alfons
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum12/04/1894
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 175x113
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6647
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13010
Inhoud
IncipitLaat my toe Uwe Eerweerde, hertelijk
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.