<Resultaat 1711 van 2308

>

p1
MINISTÈRE
de
L'INTÉRIEUR
et de
L'INSTRUCTION PUBLIQUE.
Eerw Heer en Vriend

Ik heb de vraag van Mej. De Bo niet ontvangen.[2]

Zij zal waarschijnlijk in vreemde handen gevallen zijn en de waal zal, half en half verstaande wat er in staat, gemeend hebben, dat er questie was van smeekschrift om onderstand

Dat Mej. De Bo een nieuw request insture onder bijgaande omslag. Ik zal het onmogelijke doen om haar te helpen

Uw dienstvaardige Collega
J VanDroogenbroeck

Noten

[1] De datering is overschreven met een andere inkt. Het is onduidelijk of Jan Van Droogenbroeck dit zelf deed. Het kan ook een latere toevoeging zijn door een onbekende persoon.
[2] Marie De Bo had als huishoudster van haar broer, de deken Leonard, financiële problemen na zijn dood. Door zijn ongeremde vrijgevigheid voor de armen zowel in Elverdinge als in Poperinge, liet hij, tot wanhoop van Marie, grote schulden na. Gezelle met anderen zocht die schulden af te lossen door boekenverkoop en de heruitgave van het Idioticon. Dat hielp. Maar Maria had géén woonst meer en geen inkomen, zij was niet in staat om huurgeld te betalen of in haar levensonderhoud te voorzien. Uiteindelijk vond Gezelle een woonst voor haar in het Kortrijkse Begijnhof. Uit de correspondentie met Van Droogenbroeck blijkt dat er bij het ministerie een aanvraag ingediend werd tot subsidiëring ten gunste van haar. Het is mogelijk dat dit in het kader van de heruitgave van het Idioticon was, hoewel deze aanvraag jaarlijks telkens opnieuw ingediend werd. Uiteindelijk verwees men dit dossier door naar een afdeling van de administratie die zich bekommerde om een soort 'leefgeld'.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie

Briefschrijver

NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrussel
GemeenteBrussel

Naam - persoon

NaamDe Bo, Maria; De Bo, Marie
Datums° Beveren-Leie, 14/08/1828
GeslachtVrouwelijk
BioMaria De Bo is de zus van Leonard Lodewijk De Bo. Ze kwam na zijn dood in financiële problemen door de schulden die hij achterliet. Ze moest op zoek naar een nieuw onderkomen. Er werden oplossingen gezocht om haar te helpen. Aanvankelijk kon zij in Ruiselede verblijven, in een voorlopige woonst dankzij de deken, maar daar moest ze ook weer weg. Zij ontving ondertussen geldelijke steun van Guido Gezelle en Pieter Baes en anderen die een soort noodfonds voor haar financierden en alle schulden van Leonard De Bo afbetaalden, dankzij de heruitgave van zijn Idioticon. Het aanbod van een kleinere woning in Ruiselede werd door haar afgewezen, tot ergernis van Pieter Baes. Uit het adressenboekje dat Cordelia Van De Wiele voor Guido Gezelle bijhield bleek dat ze uiteindelijk in het begijnhof van Kortrijk een onderkomen vond.
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamVan Droogenbroeck, Jan; Ferguut, Jan
Datums° Sint-Amands, 17/01/1835 - ✝ Schaarbeek, 27/05/1902
GeslachtMannelijk
Beroepauteur; dichter; leraar; muziekleraar; ambtenaar; redacteur
BioJan Van Droogenbroeck was aanvankelijk onderwijzer in Schaarbeek (1855-1870). Vanaf 1870 gaf hij les aan de muziekschool van Schaarbeek en Sint-Joost. In 1877 werd hij ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij was een dichter en prozaschrijver die in het begin publiceerde onder het pseudoniem Jan Ferguut. Gezelle droeg aanvankelijk het gedicht Weldadig zonneweer op aan Jan Van Droogenbroeck. In Rijmsnoer liet hij deze opdracht vallen. Van Droogenbroeck had in 1896 de vijfjaarlijkse prijs voor poëzie toegewezen gekregen en niet Gezelle. Hij was medewerker van de tijdschriften De Toekomst en Noord en Zuid en hoofdredacteur van De Zweep.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie

Naam - plaats

NaamBrussel
GemeenteBrussel

Naam - instituut/vereniging

NaamMinisterie van binnenlandse zaken en openbaar onderwijs
BeschrijvingGuido Gezelle vroeg geregeld subsidies aan bij het ministerie van binnenlandse zaken voor zijn tijdschriften Loquela en Biekorf en voor zijn dichtbundel Rijmsnoer.

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Van Droogenbroeck, Jan

Correspondenten

Gezelle, Guido
Van Droogenbroeck, Jan

Naam - instituut/vereniging

Ministerie van binnenlandse zaken en openbaar onderwijs

Naam - persoon

De Bo, Maria
Van Droogenbroeck, Jan

Naam - plaats

Brussel

Plaats van verzending

Brussel

Titel03/10/1894, Brussel, Jan Van Droogenbroeck aan [Guido Gezelle]
EditeurKarel Platteau; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Droogenbroeck, Jan
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum03/10/1894
VerzendingsplaatsBrussel (Brussel)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 212x136
wit
papiersoort: 1 zijde beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden papier met briefhoofd: Ministère // de // L'Intérieur // et de // L'Instruction Publique.
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle (inkt, hand P.A.); op blanco zijde 2 linksboven in de zijrand: Van Droogenbr. (potlood, verticaal)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6674
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13035
Inhoud
IncipitIk heb de vraag van Mej. De Bo
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.