Het verheugt mij dat ik nog vóór de H. Kerstdagen en vóór den Nieuwejaarsdag U onzen Frieschen Volks-Almanak voor 1895 kan doen toekomen, en U, uit vriendschap, ten geschenke bieden, gelijk ik bij dezen doe. Dat boekske gaat hiernevens, gelijktijdig met dezen brief verzonden. Gij zult daarin een opstel van mijne hand vinden, met aanteekeningen.[1] Moge 't U niet onwelkom zijn!
Bezorgdheid heeft mij bekropen, dat het met U, op de eene of andere wijze, niet wel zoude zijn. Immers in hoe langen tijd en hebbe 'k niet rechtstreeks iets van U mogen verne-p2men! Hoe lange ook is het geleden, dat ik de laatste "Loquela" van U mochte ontvangen.
Het naaste ligt voor de hand, om aan te nemen, dat Gij ongesteld of wel ziek zijt. Geve God dat deze mijne vreeze ongegrond moge blijken te zijn, en ik eerlang door een eigenhandig schrijven van U overtuigd moge worden, dat Gij U in den besten welstand en gezondheid moogt verheugen.
Te meer nog is de vreeze van ziekte bij U, in mij opgeklommen, omdat onze vriend J.H.J. van Wageningen thoe Dekama, te Jelsum in Friesland, mij het volgende meldt: Deze heeft namelijk in October l.l. een vlugschrift uitgegeven, geschreven in de Friesche taal, volgens Oud-Friesche spelwijze, getiteld: "Frieslând înna wiel, end ho der ût"[2] (Friesland in den draaikolk, en - de wijze -p3hoe daar uit - te geraken -). Een werkje van groote beteekenis voor ons arme, verdwaasde Friesche volk, dat voor een goed deel geheel op de doolwegen van ongeloof en socialisme is verzeild geraakt. Nu meldt de schrijver mij, dat hij U, terstond na de verschijning van genoemd vlugschrift, daarvan eenen afdruk heeft ten geschenke gezonden, maar tot nog toe niet van U heeft vernomen of Gij dat zelve ontvangen hebt. Zoude 't mogelijker wijze op de post verloren zijn gegaan, en U dus niet ter hand gesteld - of anders zoudet Gij, wat de Heer verhoede, door ziekte verhinderd zijn hem met een enkel woord de ontvangst te berichten?
Hier is alles in goeden welstand, en niets bijzonders. Alleen ik zelve heb sedert eenigen tijd zeer veel hinder van hevige hartkloppingen, die mij dikwijls zeer ontstellen en benouwen -p4ja beangstigen. God bevrijde mij van deze bezoekinge. Och! ik verzoek U dringend, wilt Gij, met mij, den Heer daarom bidden? -
Met het Friesche Woordenboek in bewerkinge, ja reeds in afdruk, hebben wij ontzettend veel tegenspoed te verduren.[3] Het is dikwijls om geheel moedeloos te worden. Deze zaak baart mij ook veel ergernis en verdriet. -
Ten slotte nog neem ik deze gelegenheid te baat om U eenen zaligen Kerstmis te wenschen, en, bij de aanstaande wisseling des jaars, een rijk gezegend 1895!