Ik kom de Kroniek van Hennen van Merchtenen vluchtig te lezen; ik zeg vluchtig omdat gij ze mij zoo haast mogelijk terug verzocht.
De geschiedwetenschap zal er niet veel in te rapen vinden. Geen enkel onbekend feit heb ik er in ontmoet. De taal is duidelijk, tamelijk zuiver, het verhaal soms schilderachtig. Is er voor de Vlaemsche philologie wat in op te doen? Dat is uwe zaak.
De man schijnt in Brussel geschreven te hebben. Hij heeft zich meer bepaaldelijk met het berijmen der gebeurtenissen voorgevallen in deze stad opgehouden. Zonderling mag het heeten datp2hij geen woord zegt over de onlusten welke in de 14e eeuw binnen Leuven, toen de eerste hoofdstad van Brabant, plaats hadden.
Gelijk Jan van Engien, heer van Kerstergate, amman[1] van Brussel, in 1460, heeft hij de vroegere Kronieken van Brabant geanaliseerd. Zie over dezen schrijver Bulletins de la commission d’histoire, Tome 13, bl. 290.
Tot het toelichten der feiten dient er gelezen te worden de Kronieken van a Thymo, de Dynter en het werk van Butkens, voor de zwanerij de Twee deelen uitgegeven door de Reiffenberg, le chevalier au cygne.
Hiernaast eenige aenteekeningen betrekkelijk Leuven.
259. “es comen Berchem”
Is het niet Berthem?[2]
484 Montfroit.[3]
zie Henne et Wauters, Histoire de Bruxelles, 3 volumes in 8x
481 “... Aer van Sabel”[4]
Aerschot voert nog heden dit wapen.p4705 ... “Mars ende Plutoen”[5]
De oude kronijkschrijvers melden dat er op den grond van Leuven eenen tempel bestond aan Mars en Pluto toegewijd. Daar de inwoners deze goden steeds met lofzangen vereerden gaf men aan de plaats de benaming van Loven. Later werd de spreuk der stad: Altijd God Loven. Onnoodig te zeggen dat dit alles ongegrond is.
708 “op den Berch”[6] Het geldt hier het slot dat gelegen was naast de Mechelsche Poort. Het was gebouwd geworden door Lambrecht, I, graaf van Leuven, rond 990. Het werd afgebroken in 1783. Het slot was gekend onder de benaming van Burg van Loven. De leuvensche latijnschrijvers der 16e eeuw gaven het den naam van Castrum Caesaris toen Karel de vijfde, die het in zijne jeugd bewoond had, op den Keizerlijken troon gezeten was. Die verkeerde benaming deed het later aan Julius Cesar toeschrijven.p5710. “Onder derde”[7]
Van dezen onderaardschen gang spreekt Montanus in zijne aenteekeningen op Giucciardini’s Beschrijving der Nederlanden. Amst., 1612, bl. 49: “.. een ghewelfsel onder d’aerde van uytnemende groote en weerdich om sien, ten ware dat den toeganck, door het invallen eenes muers benomen ware”
710 “die capelle”
Aan den voet des bergs waarop het slot van Leuven zich verhief, bestond er een overoud[8] gebouw dat de benaming van Tempel van Diana droeg. Het werd in 1750 afgebroken.p61325 “Lambrecht metten baerde”[9]
Lambrecht met den baard moet aanzien worden als de eerste Graaf van Leuven. Hij was zoon van Reinier III, graaf van Henegouw, en huwde, rond 994, Gerberga, dochter van Karel van Frankrijk. Reeds in 977 was hij in bezit van het graafschap. Zie de Ram, Recherches sur les comtes de Louvain. Brux., 1851, in 4°
2554 ... “begraven..”.[10]
Het grafgedenkteeken van Hendrik, 1e hertog van Brabant, bestaat nog heden in St Pieter, te Leuven. De vorst is er op afgebeeld in levensgrootte. Het is in zwarten marmer. Het is het oudste vorstelijk grafgedenkteeken dat Belgie bezit.p72648. “... rike tome.”[11]
Ja, het was “eene rike tome”, het grafgedenkteeken van Hendrik III, hertog van Brabant en van Alijt van Burgondie[12] zijne gemalin, in de kerk der Paters predikheeren, te Leuven. Jammerlijk werd de tombe, in 1764, tijdens de vernieuwing van het inwendige der kerk afgebroken.
2688 “... Colvenere”[13]
De Colveren alias Uten Bruele en de Blancaerden = waren twee partijen die hunne namen ontleenden aan twee voorname patriciersfamiliën van Leuven.
3546 “...Toryna”[14]
t’orival
orval, eene voorname abdij in Luxemburg.