<Resultaat 1734 van 2306

>

p1
Eerwaarde Heer,[1]

Ik bedank u hartelijk voor de schoone verzen[2] die gij gezonden hebt ter gelegenheid mijner eerste H. Communie.[3] Ik zal u den dag mijner eerste Communie niet vergeten, Eerwaarde Heer, en vraag u ook eene kleinep2gedenkenis in uwe gebeden.

Aanvaard, Eerwaarde Heer, de verzekering mijner eerbiedige gevoelens
J. Bethune
Brugge, den 21 maart 1895
p3
Heer ende Meester, ende goede vriend[4]

Bij de dankbetuiging van mijn dochterke, wil ik mijnen besten dank voegen voor het lief perelke dat gij voor haar gedicht hebt ter gelegenheid van hare eerste Communie. Benevens de gedachtenis van dezen schoonen dag,[5] zullen wij aldus deze mogen bewaren van Uwe hooggeachte welwillendheid ten onzen opzichte; en 't sanctje[6] dat aan het eerste zal doen erdenken, zal tevens getuigen van meester Gezelle's onuitputbare dichterlijkheid alsookp4van zijne onvergeetbare vriendschap.

Dus, uit der herten dank!

Zoo gauw het sanctje zal gedrukt zijn, zult gij er van rechtswege eenige afdruksels toegezonden worden.

Intusschen blijve met beste gevoelens
Baron Bethune

Mag ik het nevens gaande "sanctje"[7] bijvoegen voor Uwe arme?

Noten

[1] Bijlage: handgeschreven brief van haar vader Jan-Baptiste Bethune aan Guido Gezelle op zijde 3 en 4.
[2] Van dit gedicht is het handschrift met correcties bewaard. Daaruit blijkt dat Gezelle het oorspronkelijk voor een zekere Raphaël schreef, maar de naam nadien wijzigde in ‘Johanna kind’. (Guido Gezellearchief, Openbare Bibliotheek Brugge, nr.1229)

In verband met dit gedicht kan verder vermeld worden dat hij dit jaren later, in licht gewijzigde vorm, hergebruikte als ‘O Leo lief, hoe zal ik u’ voor de communie van Leo Croquison in 1898.

[3] De Communie had plaats op 2 april 1895.
[4] Handgeschreven brief van Jan-Baptiste Bethune aan Guido Gezelle als bijlage bij het dankbriefje van zijn dochter aan Gezelle.
[5] Jeanne Bethune deed haar Eerste Communie op 2 april 1895.
[6] Communieprentje voor Johanna Bethune, Oostrozebeke 02/04/1895. Met gedicht van Guido Gezelle. (Guido Gezellearchief, Openbare Bibliotheek Brugge, nr.1230).
[7] Wellicht voegde baron de Béthune een bankbriefje bij voor de armen op Gezelles toenmalige parochie, met name O.-L.-V. in Kortrijk.

Register

Correspondenten

Naam(de) Béthune, Jeanne Marie Emilie Colette Ghislaine; (de) Béthune, Johanna
Datums° Oostrozebeke, 03/07/1884 - ✝ Linden, 09/05/1955
GeslachtVrouwelijk
BioJeanne Marie Emilie Colette Ghislaine de Béthune werd geboren te Oostrozebeke op 3 juli 1884 als dochter van Jean Baptiste Emmanuel Felix Victor Pierre de Bethune (Brugge, 25/01/1853 - Heestert, 24/03/1907) en Anne Clementine Marie Ghislain Roger de Villers (1855-1913). Guido Gezelle schreef het gelegenheidsgedicht ‘Johanna, kind, hoe zal ik u’ voor haar eerste communie op 2 april 1895. Het gedicht werd op haar communieprentje opgenomen. Ze huwde op 18 oktober 1913 in Heestert met Louis Baudouin de Beaufort (Linden, 1873-1952) en kreeg acht kinderen. Ze overleed te Linden op 9 mei 1955.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nl.geneanet.org
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

Naam(de) Béthune, Jeanne Marie Emilie Colette Ghislaine; (de) Béthune, Johanna
Datums° Oostrozebeke, 03/07/1884 - ✝ Linden, 09/05/1955
GeslachtVrouwelijk
BioJeanne Marie Emilie Colette Ghislaine de Béthune werd geboren te Oostrozebeke op 3 juli 1884 als dochter van Jean Baptiste Emmanuel Felix Victor Pierre de Bethune (Brugge, 25/01/1853 - Heestert, 24/03/1907) en Anne Clementine Marie Ghislain Roger de Villers (1855-1913). Guido Gezelle schreef het gelegenheidsgedicht ‘Johanna, kind, hoe zal ik u’ voor haar eerste communie op 2 april 1895. Het gedicht werd op haar communieprentje opgenomen. Ze huwde op 18 oktober 1913 in Heestert met Louis Baudouin de Beaufort (Linden, 1873-1952) en kreeg acht kinderen. Ze overleed te Linden op 9 mei 1955.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nl.geneanet.org

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
Naam(de) Béthune, Jeanne Marie Emilie Colette Ghislaine; (de) Béthune, Johanna
Datums° Oostrozebeke, 03/07/1884 - ✝ Linden, 09/05/1955
GeslachtVrouwelijk
BioJeanne Marie Emilie Colette Ghislaine de Béthune werd geboren te Oostrozebeke op 3 juli 1884 als dochter van Jean Baptiste Emmanuel Felix Victor Pierre de Bethune (Brugge, 25/01/1853 - Heestert, 24/03/1907) en Anne Clementine Marie Ghislain Roger de Villers (1855-1913). Guido Gezelle schreef het gelegenheidsgedicht ‘Johanna, kind, hoe zal ik u’ voor haar eerste communie op 2 april 1895. Het gedicht werd op haar communieprentje opgenomen. Ze huwde op 18 oktober 1913 in Heestert met Louis Baudouin de Beaufort (Linden, 1873-1952) en kreeg acht kinderen. Ze overleed te Linden op 9 mei 1955.
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht
Bronnen https://nl.geneanet.org
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelHoe zal ik U begroeten?
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VI, p. 325
Titelo Leo lief, hoe zal ik u
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VI, p. 325

Titel21/03/1895, Brugge, Jeanne Marie Emilie Colette Ghislaine (de) Béthune aan [Guido Gezelle]
EditeurStefaan Maes; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender(de) Béthune, Jeanne Marie Emilie Colette Ghislaine
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum21/03/1895
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieAdressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.184
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 176x115
wit
papiersoort: 4 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden rouwpapier
watermerk: ongeïdentificeerd
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 21/3 1895 (inkt, beide hand P.A.); idem rechts bovenaan: Béth (paars potlood)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6707
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13070
Inhoud
IncipitIk bedank u har-
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.