<Resultaat 1634 van 2074

>

p1

Constant Van Coillie

Professor in het Groot Seminarie

Brugge.

 
p2
Heere Meester ende Doctor Gezelle,
O kon ik U mijn dank vermonden
Door 't zoet genot dat ik gevonden
Heb in de XIV droeve stonden
Die Gij, me onweerdig, hebt gezonden![1]

CVC

Noten

[1] Gezelle schreef op vraag van de componist Joseph Ryelandt in december 1895 teksten bij de 14 staties van de kruisweg. Gezelle publiceerde dit als: De XIV stonden, of De bloedige dagvaart ons Heeren. Op 1 oktober laat Ryelandt weten dat zijn oratorium afgewerkt is, maar hij zal het later vernietigen.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Briefschrijver

NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - instituut/vereniging

NaamGrootseminarie Brugge
BeschrijvingHet Grootseminarie van Brugge was het seminarie voor priesterkandidaten van het bisdom Brugge. Het bevindt zich aan de Potterierei in Brugge, waar de gemeenschap van de cisterciënzerabdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen in Koksijde in 1627 naartoe verhuisd was en in 1628 was begonnen met de bouw van een nieuwe abdij binnen Brugge. In 1796 confisqueerden de Franse bezetters de abdij en richtten haar in als Ecole centrale (1798-1803) van het Leiedepartement, met een bibliotheek bestaande uit in beslag genomen West-Vlaamse abdijbibliotheken. In 1804 werd de Ecole Centrale opgeheven en de bibliotheek overgemaakt aan de stad Brugge, meteen de kiem van de huidige Openbare Bibliotheek. Nadien fungeerde de abdij nog als Lycée impérial (1808-1814), militair ziekenhuis en atheneum. In 1833 stelde het Brugse stadsbestuur de gebouwen ter beschikking van het heropgerichte bisdom Brugge. Op 1 oktober van dat jaar startte het eerste academiejaar voor de priesteropleidingen, die daar sindsdien bijna onafgebroken plaats vonden tot 2018. Ook Guido Gezelle was er seminarist (oktober 1850-juni 1854). Gezelle had er vele contacten met oud-leerlingen en leerkrachten.
Datering1833
Links[odis], [wikipedia]

Titel - gedicht van Guido Gezelle

TitelDe XIV stonden
PublicatieVerzameld dichtwerk, deel VII, p. 111

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelDe XIV stonden, of De bloedige dagvaart ons Heeren. Kortrijk: Beyaert, 1895.

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Van Coillie, Constant

Correspondenten

Gezelle, Guido
Van Coillie, Constant

Naam - instituut/vereniging

Grootseminarie Brugge

Naam - persoon

Gezelle, Guido
Van Coillie, Constant

Naam - plaats

Brugge

Plaats van verzending

Brugge

Titel - gedicht van Guido Gezelle

De XIV stonden

Titel - werk van Guido Gezelle

De XIV stonden, of De bloedige dagvaart ons Heeren. Kortrijk: Beyaert, 1895.

Titelxx/[01/1896], Brugge, Constant Van Coillie aan [Guido Gezelle]
EditeurPaul Thoen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderVan Coillie, Constant
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[01/1896]
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieJaartal en maand gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie ; adressaat gereconstrueerd op basis van de aanhef.
Fysieke bijzonderheden
Drager 55x95
wit
papiersoort: verso horizontaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op recto: naam en titel in het midden: Constant Van Coillie // Professor in het Groot Seminarie
plaatsnaam in de rechter benedenhoek: Brugge.
Toevoegingen op verso onderaan: [Einde Januari 1896] (inkt, hand P.A.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6764
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13126
Inhoud
IncipitO kon ik U mijn dank vermonden
Tekstsoortnaamkaart
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.