Brussel 6 7ber 1897
Eerw Collega & Vriend
Stuur a u b dadelijk eenen brief naar den Heer Minister, hem de toezending meldende van een exemplaar uwer Gedichten (gij kunt uwen drukker daarmede gelasten zoodra 't werk gereed is) en vraag dat deze boeken zouden onderzocht worden, om te weten of zij waardig zijn door den Staat op het Krediet der Letteren en Wetenschappen met eene toelage[1] aangemoedigd te worden. Ik zal dan Uwe belangen ter harte kunnen nemen
Maar stuur aanstonds uwen brief: ik moet seffens kunnen handelen.
Van harte gegroet!
Uw dienstvaardige
JVanDroogenbroeck