<Resultaat 1707 van 2074

>

p1
Aan den Eerw. Heer Dr. Guido Gezelle
te Kortrijk
West-Vlaanderen
Belgium
 
p2
My dear Dr. Gezelle,

I wrote to Mr. Purdon Clarke as soon as I received your last note (I am no longer Librarian)[1] and received yesterday an answer to the effect that he cannot get any one to take the lot, and will therefore return them. I have given him M. C. Delaere's address[2]

I myself do not attach much importance to the collection which however would be interesting in a Technical Museum & might perhaps fetch 300 francs. We have all been very busy & worried with the Parliamentary enquiry into the Museum. I expect to come to Belgium before this month comes to an end, & shall hope to see you

My wife desires her kindest remembrances & hopes, as I do, that you dont forget us in your prayers

Yours sincerely
W H James Weale

Noten

[1] In 1890 werd James Weale conservator van de National Art Library in South-Kensington. In 1897 werd hij tot ontslag gedwongen.
[2] De brief gaat over een partij Vlaamse drukblokken. Delaere hoopte dat Gezelle via Weale de stukken zou kunnen verkopen en onderbrengen in het South Kensington Museum waar Weale werkte. Het voorstel werd echter geweigerd door directeur Caspar Purdon Clarke en de blokken werden teruggestuurd.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefschrijver

NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamClarke, Sir Caspar Purdon
Datums° Londen, 21/12/1846 - ✝ Londen, 29/03/1911
GeslachtMannelijk
Beroeparchitect; museumconservator; museumdirecteur
VerblijfplaatsEngeland
BioPurdon Clarke volgde aan verschillende Engelse en Franse scholen een kunstopleiding en studeerde van 1862 tot 1865 architectuur aan de National Art Training Schools in South Kensington. Hij verzamelde kunstvoorwerpen uit o.a. Griekenland, Turkije, Syrië, Spanje, Italië en Duitsland (1876-1879). Hij catalogeerde de Indische verzameling in het South Kensington Museum te Londen (1880), waar hij in 1892 conservator en in 1896 directeur werd. In 1906 werd hij voor vier jaar directeur van het Metropolitan Museum van New York. Hij was gehuwd met Frances Susannah Collins en werd in 1902 ridder in de Ordre national de la Légion d'honneur.
Links[wikipedia]
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamDelaere, Camiel
Datums° Hulste, 15/05/1860 - ✝ Sint-Andries, 18/12/1936
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; directeur
BioCamiel Delaere uit Hulste doctoreerde in de theologie aan de KU Leuven en werd na zijn priesterwijding leraar aan het Sint-Amandscollege van Kortrijk (vanaf 20/11/1888). Nog steeds zeer jong werd hij principaal van het College op 11 september 1893. In die hoedanigheid had hij contact met Guido Gezelle. In 1908 werd hij pastoor van de Sint-Pieterskerk te Ieper, van 1909 tot 1928 pastoor-deken van Sint-Maartens te Ieper en erekanunnik. Daarna stichtte hij het weeshuis Sint-Camillus te Sint-Andries, waar hij overleed.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; adressenlijst Kortrijk
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamWalton, Helena Amelia; Weale, Helena
Datums° Londen, 1838 - ✝ 1921
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioHelena Walton werd geboren in 1838 in Bishop’s Gate te Londen als dochter van kleermaker Cornelius Walton en Honora Cronin (1813-1860), beiden geboren in Ierland. Cornelius Walton en Honora Cronin waren in maart 1837 gehuwd in St. Botolph’s, Aldgate te Londen. Er kwamen nog vier kinderen: Cornelius Walton jr (1836-1873), Mary Anne Walton (1839-1904), William Walton (1842-1912) en Hannah Walton (°1849). Helena huwde zelf op 30 augustus 1854 met W.H. James Weale in St. John's te Islington. In 1854 kwamen ze naar Brugge waar ze zich in 1857 definitief vestigde. In die periode had ze Guido Gezelle als haar biechtvader. Ze schreef hem brieven, waaruit een opmerkelijke mate van intimiteit blijkt. Het gezin kreeg 11 kinderen. In de jaren '70 keerde ze met haar gezin naar Engeland terug.
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamWeale, William Henry James; Francis Mary of the Angels
Datums° St. Marylebone, Londen, 08/03/1832 - ✝ Clapham, Londen, 26/04/1917
GeslachtMannelijk
Beroepkunsthistoricus; conservator; auteur
VerblijfplaatsEngeland
BioWilliam Henry James Weale studeerde Grieks, Hebreeuws, geschiedenis en theologie aan King's College, Londen (1843-1848). Hij kwam in contact met Frederick Oakeley, kapelaan van St. George's Southwark en bekeerde zich onder zijn impuls op 09/02/1849 tot de Rooms-Katholieke Kerk. Oakeley werd pastoor te St. John, Islington en deed een beroep op James om een kloostergemeenschap te stichten. Weale was toen brother Francis Mary of the Angels. Met een groepje bekeerlingen kwam hij voor de eerste keer naar Brugge voor de bisschopswijding van Mgr. Malou. Hij reisde doorheen België. Vervolgens was hij een korte tijd ambtenaar, en gaf daarna les aan een school voor arme Ierse kinderen. Wegens het afranselen van een leerling werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Hij vertrok op een lange reis door Europa waardoor zijn interesse voor de middeleeuwen en kunst werd opgewekt. Op 30/08/1854 huwde hij met Helena Amelia Walton. Ze kregen 11 kinderen. In december 1854 kwam hij naar Brugge, waar hij zich in 1857 definitief vestigde. Hij maakte kennis met de gebroeders Bethune, de architect Brangwyn en King, belangrijke vertegenwoordigers van de christelijke kunst en bouwstijl in Vlaanderen. Weale bestudeerde de kunst en de liturgie van de middeleeuwen. Hij ontdekte verloren kunstwerken en identificeerde schilders. Hij was lid van de Commission royale d'art et d'archéologie (1860) en briefwisselend lid van de Belgische Koninklijke Commissie voor monumenten (1861). In 1863 was hij ook de stichter van de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas die de studie van de oude christelijke kunst ging stimuleren. Hij was ook medestichter en de eerste conservator van de Société Archéologique. Deze vereniging richtte het eerste historische museum van Brugge op, de voorloper van het huidige Gruuthusemuseum. Samen met Gezelle stichtte hij 'Rond den Heerd' (1865) maar zette de samenwerking stop op 26/05/1866. Hij schreef talrijke artikels en bijdragen tegen betaling. In 1863 ging hij als vertegenwoordiger werken voor de firma Chance Brothers Glass Works in Birmingham. Hij leverde o.m. glas aan Jean Bethune en Samuel Coucke. In 1872 werd hij verbonden aan het South-Kensington Museum en belast met het catalogiseren van Nederlandse kunstvoorwerpen. Op 03/08/1878 verliet hij Brugge en vestigde zich te Clapham, Londen. Hij importeerde er o.m. liturgische boeken voor de uitgevers Desclée de Brouwer (1883-1885). In 1890 werd hij conservator van de National Art Library in South-Kensington maar werd in 1897 tot ontslag gedwongen. In 1899 organiseerde hij in de New Gallery te Londen een tentoonstelling over de Vlaamse Primitieven, gevolgd door een grote tentoonstelling in Brugge in 1902. Enkele belangrijke werken: 'Guide book for Belgium', 'Aix-la-Chapelle and Cologne' (1858), 'Bruges et ses environs' (1862), 'Hans Memlinc' (1865), 'Bibliographia Liturgica' (1886), 'Analecta Liturgica' (1889), 'Bookbindings in the National Art Gallery' (1898), 'Hubert and John van Eyck' (1908).
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
Relatie tot Gezellecorrespondent; vriend; Rond den Heerd; buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Naam - plaats

NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Naam - instituut/vereniging

NaamVictoria & Albert Museum
BeschrijvingHet Victoria & Albert Museum (London, UK) ontstond in 1852 als het Museum of Manufactures. In 1854 kreeg het een nieuwe naam: South Kensington Museum. In 1857 verhuisde het naar de huidige locatie, met een officiële opening in aanwezigheid van Queen Victoria. Bij de inhuldiging van een nieuwe vleugel in 1899 door diezelfde koningin kreeg het de naam Victoria & Albert Museum. Het V&A is het grootste museum voor toegepaste kunst en design ter wereld, met een collectie van meer dan twee miljoen objecten die 5000 jaar geschiedenis overspannen.
Datering1852/1857/1899
Links[wikipedia]

Titel03/11/1897, [Londen], William Henry James Weale aan Guido Gezelle
EditeurInge Geysen; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2024
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderWeale, William Henry James
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum03/11/1897
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatiePlaats gereconstrueerd op basis van de poststempel.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.238-239
Fysieke bijzonderheden
Drager 83x130
geel
papiersoort: recto met adres; verso verticaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op adreszijde: gedrukte postzegel, afgestempeld
Toevoegingen op recto linksonder: private indiff (rode inkt, schuin en omgekeerd)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief6907
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13262
Inhoud
IncipitI wrote to Mr Purdon Clarke
Tekstsoortbriefkaart
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.