Eerw. Heer en Vriend,
Nog nauwlijks hebben wij[1]
den mond aan 't glas geleid
der hemelschale, die
vol bruiloftwijn geschonken,
ons de al te milde hand
van God heeft voorbereid
den mond aan 't glas geleid
der hemelschale, die
vol bruiloftwijn geschonken,
ons de al te milde hand
van God heeft voorbereid
veronderstelt dat er staat: Licet summis tantum labiis felicitatem supernaturalem attigerimus[2] Doch er staat providentiam, en van providentia, niet van felicitas, was er in 't voorgaande sprake.
De zin van: summis labiis Providentiam supernaturalem attingere, is, mij dunkt, de volgende: beginnenderwijze bevroeden. Immers, verder zal die bewonderensweerdige Voorzienigheid veel nader uiteengedaan worden, zoodat wij ze in al hare wondere deelen kunnen aanschouwen en bewonderen.
Uw toegenegen
J. Craeynest