Gent, 27 juni 1898.
Eerwaarde Heer en Vriend,
In de eerste plaats mijn hartelijken dank voor Uw vriendelijken gelukwensch, bij gelegenheid van mijn naamdag. ’t Was me meer dan aangenaam! Maar wanneer is ’t dan toch de Uwe? In mijn Missale Romanum vind ik hem niet.
– Ik heb naar opdienen gezocht in Uwe excerpten, maar, zooals ge dacht, ’t woord is er niet in. Den brief[1] van Dr. Boekenoogen zend ik U hierbij terug.
Meteen nog een vraag: bezit ge een lijst der verkortingen in Uwe excerpten gebezigd? Zoo ja, laat me die dan eens geworden. Anders: wat is Rosalia, Belijd. enz. enz. Ik kan alleen raden, en moet noodzakelijker wijze misraden. Met hand en groet,
Uw dienstwillige
Willem de Vreese