<Resultaat 1951 van 2306

>

p1
Eerw. Heer en Vriend

‘Bekome hier tot Roosbeke uwen brief, derwyl ik er een paar dagen ben komen uitrusten. De antwoord kon ik U dus niet vroeger bezorgen.

My ware 't onmogelyk den reesem der Engelsche bietjes[1] langst het strang[2] te vergezellen. Dinsdag immers is er zitting voor Provincie- en Landbouwraad p2dus "service obligatoire" voor my. Jammer dat het voor U ook niet wel past[3] want het is waarlyk de moeite weerd om zien, byzonderlyk als M. Nyssens zelve den uitleg van alles zal geven.[4] My dunkt dat gy er waarlyk nut en voldoening zoudt in vinden.

Wegens het uitdeelen van drinkgeld, ware 't moeielyk van op voorhand iets aan te duiden. Als ik er laatst geweest ben met den Minister kreeg de kleine knaap of "chasseur" p3van M. Cousin een 5 frank stuk, en ik heb niet bemerkt dat er elders iets gegeven werd. Het noenmaal werd in het gasthof opgedischt en het waren dienstmannen van Brugge die het bedienden, ten koste van de Vennootschap. Stokers enz kregen niets, minstens te myne wete. De Juffrouw die maîtresse des arts is, zal buiten twyfel de kunst (l'art) hebben van te zien waar en in welke mate er dient "fooi" toegepast te worden.

Beste groet
B
23 juli 99.

Noten

[1] Zusters van het Engels Klooster.
[2] Strand.
[3] Vermoedelijk kon dit niet voor Gezelle wegens ziekte.
[4] J.-B.-E. Béthune moet een uitnodiging ontvangen hebben voor een bezoek van de Zusters van het Engels Klooster aan de havenwerken van Zeebrugge (waarschijnlijk op dinsdag 25 juli 1899). Ingenieur Nyssens zou hen persoonlijk rondleiden samen met hun genodigden.

Register

Correspondenten

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamOostrozebeke
GemeenteOostrozebeke

Naam - persoon

Naam(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie; Bruggeman, Jan; (de) Béthune, Johan
Datums° Brugge, 25/01/1853 - ✝ Heestert (Zwevegem), 24/03/1907
GeslachtMannelijk
Beroeppoliticus; (kunst)historicus
BioJean-Baptiste (de) Béthune werd in 1875, na zijn studie in de rechten te Leuven, advocaat bij de balie van Gent. Daarna volgde een politieke loopbaan in West-Vlaanderen: hij was van 1878 tot 1903 provincieraadslid, van 1879 tot 1892 burgemeester van Oostrozebeke, van 1892 tot 1903 lid van de Bestendige Deputatie en ten slotte van 1903 tot 1907 provinciegouverneur. Als (kunst)historicus was hij voorzitter van de St.-Thomas en St.-Lucasgilde in Gent, corresponderend lid van de Koninklijke Commissie van Monumenten en bestuurslid van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. In 1903 ontwierp hij het neogotisch praalgraf van Guido Gezelle. Gezelle zelf trachtte tevergeefs om hem tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie te laten verkiezen. Hij werd uiteindelijk lid, na de dood van de dichter, op 19 november 1904.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Rond den Heerd; Gilde van Sinte-Luitgaarde; adressenlijst Cordelia Van De Wiele
BronnenLuc Scepens, De provincieraad van West-Vlaanderen 1836/1921. Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976, p. 375-379
NaamVandenpeereboom, Jules Henri Pierre François
Datums° Kortrijk, 18/03/1843 - ✝ Anderlecht, 06/03/1917
GeslachtMannelijk
Beroepadvocaat; politicus
BioJules Vandenpeereboom was doctor in de rechten (1865) en hij werd advocaat in Kortrijk (1865-1914), gemeenteraadslid in Kortrijk (1872-1884) en in 1878 lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Van 16/06/1884 tot 24/01/1899 was hij minister van Spoorwegen, Post en Telegrafie. Later was hij minister van Oorlog (11/11/1896-05/08/1899) en vanaf 1900 was hij minister van Staat en bleef hij provinciaal senator voor West-Vlaanderen tot aan zijn dood. Hij was een mild man, die religieuze instellingen steunde o.a. klooster Frezenberg in Vlamertinge. Hij kreeg een buste in Ieper op de Leet en hij begon en eindigde zijn dag met een gebed. Hij bleef heel zijn leven vrijgezel.
Links[odis], [wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
NaamNyssens, Julien Ferdinand
Datums° Ieper, 28/07/1859 - ✝ Brussel, 27/06/1910
GeslachtMannelijk
Beroepingenieur; zakenman
BioJulien Nyssens was een Belgisch ingenieur en zakenman en afgevaardigd bestuurder van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen. Een dok in de haven van Brugge is naar hem genoemd (Nyssens-Hartdok, ook gekend als Klein handelsdok).
NaamCousin, Jean
Datums° On, 03/08/1843 - ✝ Sint-Gillis (Brussel), 28/11/1826
GeslachtMannelijk
Beroepaannemer; ingenieur; zakenman
BioJean Cousin startte als ingenieur bij het ministerie van openbare werken, waar hij al snel carrière maakte. In 1878 begon hij een eigen bedrijf samen met zijn vijf broers voor grote publieke werken zoals kanalen en spoorwegen. Samen met Louis Coiseau uit Parijs schreef hij in 1891 in op de wedstrijd voor de uitbouwen van een Brugse zeehaven. Op 1 juni 1894 werd het contract gekend voor de bouw en het beheer van de nieuwe haven. Gaandeweg evolueerde hij naar beheersmatige functies in overheidsbedrijven. Zo was hij onder meer ondervoorzitter van de spoorwegen in Congo. Hij stierf in 1926.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamOostrozebeke
GemeenteOostrozebeke

Naam - instituut/vereniging

NaamMaatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
BeschrijvingDit is het bedrijf dat de haven van Brugge-Zeebrugge bestuurt en uitbaat. Het werd gesticht in 1895. De opdracht omvat zowel de uitbouw van de infrastructuur van het havencomplex Brugge-Zeebrugge als de exploitatie van de havenactiviteiten.
Datering1895-heden
Links[wikipedia]

Titel23/07/1899, [Oostrozebeke], [Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie (de) Béthune] aan [Guido Gezelle]
EditeurPiet Couttenier; Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[(de) Béthune, Jean-Baptiste-Emmanuel-Felix-Vincent-Pierre-Marie]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum23/07/1899
VerzendingsplaatsOostrozebeke (Oostrozebeke)
AnnotatiePlaats gereconstrueerd op basis van de brieftekst ; adressant gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie en het handschrift ; adressaat gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle in het kader van de neogotiek. / door Caroline De Dycker. - Gent : Rijksuniversiteit Gent, 1984, dl. 1, p.206
Fysieke bijzonderheden
Drager dubbel vel, 175x111
wit
papiersoort: 3 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: afbeelding, G. M. & C°
Toevoegingen op zijde 1 links in de bovenrand: Aan G. Gezelle; idem rechts: 23/7 1899; op zijde 3 naast de initiaal: [éthune] (inkt, alles hand P.A.); op zijde 1 rechts in de bovenrand: 23 July (potlood, hand C. G.[?])
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7141
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13477
Inhoud
Incipit'Bekome hier tot Roosbeke
Tekstsoortbrief
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.