Brugge, 3 oegst 1899.
Eerweerde Heer.
Dezen noene ten twaalven, zal Mr Houtave hier zijn en Mr Baelen ook.
Zoudt gij de vierde man niet willen zijn? Het ware die Heeren en mij oprecht aangenaam.
Met eerbied
EdmSoenen
Can.
< | Resultaat 1952 van 2306 | > |
---|
Dezen noene ten twaalven, zal Mr Houtave hier zijn en Mr Baelen ook.
Zoudt gij de vierde man niet willen zijn? Het ware die Heeren en mij oprecht aangenaam.
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Soenen, Edmond |
---|---|
Datums | ° Wingene, 19/12/1845 - ✝ Brugge, 27/09/1903 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | geestelijk bestuurder; leraar; onderpastoor; honorair kanunnik |
Bio | In december 1869 werd Edmond Soenen, zoon van Ferdinand Soenen, winkelier, en Seraphina Ockier, naaister, leraar aan het college van Kortrijk. Hij werd tot priester gewijd te Brugge op 17/12/1870. Vervolgens was hij onderpastoor te Izegem (17/09/1879) en geestelijk bestuurder van de zusters van de barmhartigheid Jesu te Brugge (04/12/1885). Hij was er verantwoordelijk voor het Sint-Juliaansgesticht, een instelling voor krankzinnigen. Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht n.a.v. zijn priesterjubileum "Eerweerdigheid des Priesters, steun en staf". Gezelle had hem in Kortrijk goed gekend want beiden maakten deel uit van het bestuur van het Davidsfonds. Hij was ook lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Soenen werkte ook mee aan de Gazette van Kortrijk. In 1892 werd hij honorair kanunnik van Sint-Salvator te Brugge en bijgevoegd secretaris van het bisdom. |
Links | [odis] |
Relatie tot Gezelle | gelegenheidsgedichten; lid Gilde Sinte-Luitgaarde; correspondent |
Naam | Soenen, Edmond |
---|---|
Datums | ° Wingene, 19/12/1845 - ✝ Brugge, 27/09/1903 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | geestelijk bestuurder; leraar; onderpastoor; honorair kanunnik |
Bio | In december 1869 werd Edmond Soenen, zoon van Ferdinand Soenen, winkelier, en Seraphina Ockier, naaister, leraar aan het college van Kortrijk. Hij werd tot priester gewijd te Brugge op 17/12/1870. Vervolgens was hij onderpastoor te Izegem (17/09/1879) en geestelijk bestuurder van de zusters van de barmhartigheid Jesu te Brugge (04/12/1885). Hij was er verantwoordelijk voor het Sint-Juliaansgesticht, een instelling voor krankzinnigen. Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht n.a.v. zijn priesterjubileum "Eerweerdigheid des Priesters, steun en staf". Gezelle had hem in Kortrijk goed gekend want beiden maakten deel uit van het bestuur van het Davidsfonds. Hij was ook lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Soenen werkte ook mee aan de Gazette van Kortrijk. In 1892 werd hij honorair kanunnik van Sint-Salvator te Brugge en bijgevoegd secretaris van het bisdom. |
Links | [odis] |
Relatie tot Gezelle | gelegenheidsgedichten; lid Gilde Sinte-Luitgaarde; correspondent |
Naam | Gezelle, Guido; Loquela; Spoker |
---|---|
Datums | ° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist |
Bio | Guido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd. |
Links | [odis], [wikipedia], [dbnl] |
Naam | Baelen, Alwin (Aloïs) |
---|---|
Datums | ° Poperinge, 18/02/1839 - ✝ Kortrijk, 13/02/1923 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | onderpastoor; leraar; directeur |
Bio | Aloïs (Alwin) Baelen was de zoon van Pieter Baelen, werkman, en Regina Hennebau. Hij werd tot priester gewijd op 17 december 1864 en leraar aan het St.-Stanislascollege te Poperinge. Op 27 mei 1867 werd hij onderpastoor van de St.-Martinusparochie te Oekene en twee jaar later van de St.-Pietersparochie te Tielt. Op 26 september 1874 volgde zijn benoeming tot directeur van de Zusters der Barmhartigheid Jesu van het St.-Annagasthuis in Kortrijk. Te zijner attentie schreef Gezelle nog in 1899, ter gelegenheid van Baelens 25-jarig jubileum als ‘belieder’ van St.-Anna, het gedicht “Och Baelen, Baelen…”. |
Links | [odis] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; gelegenheidsgedicht |
Naam | Houtave, Edmond Lodewijk |
---|---|
Datums | ° Damme, 11/11/1838 - ✝ Brugge, 01/12/1911 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | priester; leraar; schooldirecteur; directeur kloosterorde; pastoor; deken |
Bio | Edmond Houtave, zoon van Josephus Houtave, gemeentesecretaris, en Marie Van Iseghem, deed zijn humaniora aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. In 1858 schreef hij het gedicht De prysdeeling voor de prijsuitreiking in het college. Het gedicht verscheen in De Katholyke Zondag (28/08/1858). In 1859 ging hij filosofie studeren aan het kleinseminarie te Roeselare, waar hij les kreeg van Guido Gezelle. Hij was een schitterend student. Nadien ging hij naar het grootseminarie te Brugge. Op 19/12/1863 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Na een korte periode als leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge (10/01/1864-28/12/1864) werd hij leraar aan het college van Ieper, waarvan hij op 28/04/1869 principaal werd. Zijn opvolger als principaal was Hugo Verriest. Hij werd op 18/01/1877 geestelijk directeur van de Ierse Dames te Ieper. Op 07/08/1878 werd hij aangesteld als bestuurder van het Sint-Juliaansgesticht te Brugge, en op 26/10/1885 werd hij pastoor te Sint-Eloois-Winkel, waarna hij op 20/06/1892 benoemd werd tot pastoor-deken te Diksmuide. Op 29/06/1895 keerde hij naar Brugge terug, waar hij een aantal belangrijke kerkelijke functies bekleedde : titulair kanunnik, vicaris-generaal, examinator prosynodalis, lid van de bisschoppelijke raad, voorzitter van de commissie voor kloosterzaken en geestelijk directeur van de zusters van Sint-Jozef te Brugge. Op 19/06/1907 werd hij kanunnik-cantor bij het kapittel van de Brugse Sint-Salvatorkathedraal. Dat Edmond Houtave een zeer verdienstelijk man was, blijkt uit het feit dat hij tijdens zijn leven benoemd werd tot Ridder in de Leopoldsorde. Guido Gezelle droeg zijn gedicht Een wijzer woord (Gedichten, Gezangen en Gebeden) aan hem op en schreef nog gedichten waarin Houtave voorkomt (o.m. De Bisschop onzen Deken nam). |
Links | [odis] |
Relatie tot Gezelle | correspondent; oud-leerling kleinseminarie Roeselare; lid van Gezelles confraternity; gelegenheidsgedichten |
Naam | Soenen, Edmond |
---|---|
Datums | ° Wingene, 19/12/1845 - ✝ Brugge, 27/09/1903 |
Geslacht | Mannelijk |
Beroep | geestelijk bestuurder; leraar; onderpastoor; honorair kanunnik |
Bio | In december 1869 werd Edmond Soenen, zoon van Ferdinand Soenen, winkelier, en Seraphina Ockier, naaister, leraar aan het college van Kortrijk. Hij werd tot priester gewijd te Brugge op 17/12/1870. Vervolgens was hij onderpastoor te Izegem (17/09/1879) en geestelijk bestuurder van de zusters van de barmhartigheid Jesu te Brugge (04/12/1885). Hij was er verantwoordelijk voor het Sint-Juliaansgesticht, een instelling voor krankzinnigen. Gezelle schreef een gelegenheidsgedicht n.a.v. zijn priesterjubileum "Eerweerdigheid des Priesters, steun en staf". Gezelle had hem in Kortrijk goed gekend want beiden maakten deel uit van het bestuur van het Davidsfonds. Hij was ook lid van de Gilde van Sinte-Luitgaarde. Soenen werkte ook mee aan de Gazette van Kortrijk. In 1892 werd hij honorair kanunnik van Sint-Salvator te Brugge en bijgevoegd secretaris van het bisdom. |
Links | [odis] |
Relatie tot Gezelle | gelegenheidsgedichten; lid Gilde Sinte-Luitgaarde; correspondent |