<Resultaat 381 van 2074

>

p1
5 St Mary’s road.
Westbourne Park.
Bayswater.
London.

Reverend & dear Father.

I have been absent now for some weeks. I wrote at once to my Mother proposing my visit but she wrote putting me off & said it was better to get Frederick settled first. I have not succeeded as yet. it is not such an easy matter but I must go on & persevere he leaves his present place on the 25th of this month he has spent his Sunday Afternoons with me.

I had George up from Greenwichp2for a day he is full of complaints about his school he has begun Latin but he can’t bear it. It appears that a young lad teaches the Latin in George’s class & George says he is constantly being caned & beat that he has no heart to try & learn it. you see Dr Tod is never there himself it is only a second class school & young men as teachers who I daresay are not posessed with too much patience, George is now fourteen and I think he should be in a better school he doesp3not speak grammatically his associates there are only of the poorer class. I pay £20 there for George but the most of them pay nothing at all.

I am living close to St Mary of the Angels at Bayswater where there are plenty of Masses every Morning & Benediction in the Evening — I have been thoroughly enjoying the Sermons. the Arch bishop preached the other day the church was crowded but I paid rather dearly for my Sermon as I had my pocketp4picked my purse taken and lost £1. some odd silver & a dozen postage stamps which took away a good portion of the Sermon from my head! — It is awfully expensive living here I can’t stand it half starvation I only pay 6d[1] for my dinner but feel as hungry as before I begun!! — Coals, & apartments, run away with all the money. I advertised in the Times for a situation as a daily governess to go out a few hours teaching in the day paid 6/s[2] for the advertisement walked my feet off & have got nothingp5I will soon be in a peck of troubles again for my money will be gone before the Winter is half over! — Robert is at Aldershot I have not seen him but we are keeping up a brisk correspondence. My heart aches over them all but especially with him as he has no religion if praying will bring him round I do most fervently but God knows best. I must be patient & humble. My life is a very strange one never at rest perhaps it is my own fault? — I am often tempted to wish I had no children & could enjoy God without these constant distractions about them butp6I suppose this is giving way to a morbid feeling for there is no turning away from the battle of life & we cannot enjoy Heaven before the time. every now & then there comes a labyrinth of difficulties to surmount & I am just at that crisis at present but it is not the first time & won’t be the last!

I have acted by your advice merely gone to confession but not sought direction I am living such a perfect life of seclusion we each have our own room & quite independent of each other (the best way to keepp7friends) of course we are both aiming at the same object to gain Heaven but can’t always agree her[3] views & mine don’t always coincide & I have to be very humble & swallow all quietly I keep peace by so doing. I have taken a large class of poor girls to teach on Sundays. catechism, writing, & reading. Father Butler gave me this work. and I did not refuse as I will get my hand in for teaching if I get any work to do. there is always plenty to be had without pay! I have taken in dresses to make for the poor children because I can’t sit all day & do nothingp8& am trying to do all with a pure intention hoping God will give me something more profitable by & bye. What I should like is a home with a salary as useful companion & House keeper. so that I may push George’s education on & place him in a better school as I still hope he will be a Priest and I don’t wish him to be disgusted with his Latin poor boy Do you think I would be of any use in the Duchesss of Norfolk’s Establishment? perhaps you would not like to ask her? she might know of some one who would take me? — I must still work onp9I cannot rest on my oars so long as the boys have to be provided for so if you can help me I know you have the will.

Now I must enquire after my girls especially poor Mary I often think of her poor child hers will be a battle of life too. I wish she was safe in a convent or else with myself When I get my own money Deo volente[4] I hope to return to dear old Bruges & do some little good for others. remember me kindly to all my girls ask their prayers for me for I think they have all innocent hearts. and dear Father Gezellep10though I am absent don’t forget me My life is one of sorrow I try to look cheerful but my heart is sad enough. the hope of heaven is all that keeps me up. safely can I say there is nothing now between me & my God. & my only ambition is to be daily nearer, & nearer my God. this world is nothing but an empty void a long wearry exile you know it well?! —

Pray then for me that I may have more fervour in prayer for it is dreadful to feel so ridgid as I do at times. I go to Holy Communion every Morning tell me some thingsp11to ask God for in my Communions I think I don’t make enough of them I want to get on & I don’t know how do write to me I know you have lots to do but for once indulge me and when I return I will do something for you.

May God bless you with every good & perfect gift is the sincere prayer of your
Affectionate Child in Christ
Cecilia S Galbraith
7th Novr 1871 —

Noten

[1] De afkorting ’d‘ (van het Latijn ’denarius’) werd vroeger gebruikt voor ’penny’.
[2] De afkorting ’s’ werd gebruikt voor ’shilling’.
[3] Waarschijnlijk gaat het om Laura Perkins bij wie Cecilia verbleef in Londen.
[4] Vertaling (Latijn): Als God het wil.

Register

Correspondenten

NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Briefschrijver

NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamLonden

Naam - persoon

NaamDe Lisle, Cecilia Sarah; Galbraith, Cecilia Sarah
Datums° Edinburgh, 20/01/1826 - ✝ Londen, 26/09/1879
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioCecilia Galbraith werd geboren als Cecilia Sarah De Lisle op 20 januari 1826 in Edinghburgh, waar haar moeder bleef wonen. Ze was de tweede dochter van Robert de Lisle, esq. of Acton Hall, Northumberland, “major of that county militia”. Ze huwde in 1844 op achttienjarige leeftijd met James Fraser Galbraith. Hij was jurist en 'writer to the signet', een functie vergelijkbaar met notaris. Samen kregen ze vier zonen: Robert, Frederick, George en James, die aan een beperking leed. Het is niet duidelijk wanneer Cecilia zich tot het katholicisme bekeerde, wellicht na de dood van haar echtgenoot in 1858. Ze woonde in 1869, 1871 en 1872 op verschillende adressen in Londen. Gedurende de periode tussen september 1869 en november 1871 verbleef ze o.a. in de Sint-Clarastraat en de Jeruzalemstraat 18 te Brugge, alsook op de Groentemarkt 10 te Oostende. Ze verdiende de kost in de zorg en door jonge meisjes op te leiden. Ze wilde bv. in de Jeruzalemstraat een huis voor 'wandering widows and poor girls' oprichten. Zo kwam ze in contact met Guido Gezelle die haar de zorg voor het arme meisje Marie Poupaert toevertrouwde. Ze contacteerde Gezelle ook om samen met zijn zus Florence Gezelle te gaan wonen in Lendelede met de gehandicapte zoon. En later ook om haar naar Engeland te laten overkomen om daar te werken. Uit de correspondentie tussen Gezelle en zijn zus blijkt echter dat ze Cecilia weinig vertrouwden. Verder was Cecilia de Lisle bevriend met Laura Perkins.
Relatie tot Gezellecorrespondente; biechtelinge
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamManning, Henry Edward
Datums° Totteridge, 15/07/1808 - ✝ Londen, 14/01/1892
GeslachtMannelijk
Beroepdominee; deken; aartsdiaken; universiteitspredikant; priester; superior; aartsbisschop; kardinaal
VerblijfplaatsEngeland
BioHenry Edward Manning werd geboren op 15 juli 1808 te Totteridge als zoon van William Manning, lid van het Lagerhuis namens de Britse Conservatieven, en Mary Hunter, zijn tweede echtgenote. Hij studeerde te Harrow (1822-1827) en aan het Balliol en Merton College van de Universiteit te Oxford waar hij in 1833 zijn Master of Arts-graad haalde. Op 23 december 1832 ontving hij de anglicaanse wijding en in december 1832 werd hij ook dominee te Lovington, te Sussex en op 16 september 1833 rector te Graffham. Hij huwde in november van hetzelfde jaar met Caroline Sargent. In 1837, toen hij deken van Midhurst was, overleed zijn vrouw na vier jaar huwelijk. In 1841 werd hij aartsdiaken van Chichester en in 1844 universiteitspredikant in plaats van Newman. Hij was net als Nicholas Newman actief binnen de Oxford Movement. In 1848 had hij een privé-audiëntie met paus Pius IX te Rome. Op 6 april 1851 werd hij te Rome in de rooms-katholieke Kerk opgenomen. Op 14 juni 1851 werd hij tot priester gewijd door Nicolas Wiseman. Hij studeerde te Rome (1851-1854) en werd in 1854 doctor in de theologie. Datzelfde jaar nam kardinaal Wiseman hem op in het domkapittel van Westminster en werd hij pauselijk huisprelaat. Van 31 mei 1857 tot 1865 was hij superior van de oblaten van St. Charles. Hij werd op 30 april 1865 aartsbisschop van Westminster en primaat van de Rooms-Katholieke Kerk in Engeland. Pius IX wijdde hem in maart 1875 tot kardinaal. Manning was een invloedrijk figuur binnen de katholiek kerk en genoot het vertrouwen van paus Pius IX. Hij had nauwe banden met Belgische bisschoppen, waaronder J. Faict. Via Wiseman maakte hij ook kennis met Guido Gezelle en ontwikkelde hij een vriendschap met hem. Manning overleed te Londen op 14 januari 1892. Aanvankelijk vond de begrafenis plaats op St Mary's Roman Catholic Cemetery in Kensal Green. In 1907 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de crypte van Westminster Cathedral. Lytton Strachey portretteerde Kardinaal Manning als een van de opmerkelijke figuren in zijn boek "Eminent Victorians".
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III; https://www.newadvent.org/cathen/09604b.htm; Edmund Sheridan Purcell, Life of Cardinal Manning Archbishop of Westminster. Volume I. Manning as an Anglican, New York/Londen, 1896
NaamPerkins, Laura
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsEngeland
BioLaura Perkins correspondeerde met Guido Gezelle toen ze in Engeland woonde. Ze verbleef o.m. in Bristol, in augustus 1868 in Londen op het adres 40 Elgin Road, Notting Hill en in maart 1869 op het adres 93 Cornwall Road, Bayswater. Op 27/07/1868 bekeerde ze zich tot het katholicisme. Guido Gezelle publiceerde een vertaling van een brief over haar bekering in ‘Rond den Heerd’. Haar man, een jurist, bekeerde zich drie dagen voor zijn dood in januari 1869 ook. Na het overlijden van haar man verkeerde Laura Perkins in armoede. Vermoedelijk was dat de reden waarom ze korte tijd in Brugge verbleef. Ze behoorde er tot de Engelse kolonie te Brugge (1869-1871) en was er bevriend met Cecilia Galbraith bij wie ze inwoonde. In 1871 keerde ze waarschijnlijk naar Londen terug. Ze won in 1889 de Molineux Election van de Aged Poor Society, samen met twee andere behoeftige bejaarde dames. Ze kreeg daarmee een jaarlijkse toelage van 20 pond. De verkiezing vond plaats op 18 juli 1889 en werd gepubliceerd in ‘The Tablet’ van 27 juli 1889. Ook in 1884, 1886 en 1887 had Laura Perkins het geprobeerd, maar toen werd ze niet verkozen.
Relatie tot Gezellecorrespondent; Engelse kolonie; Rond den Heerd
BronnenB. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, e.a., De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen. 1854-1899. Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.III
NaamLeveson-Gower, Charlotte Sophia; Fitzalan-Howard, Charlotte; Duchess of Norfolk
Datums° Londen, 08/06/1788 - ✝ Londen, 05/07/1870
GeslachtVrouwelijk
Beroephertogin
VerblijfplaatsEngeland
BioCharlotte Leveson-Gower of Charlotte Fitzalan-Howard was de dochter van George Granville Leveson-Gower (1758-1833), de ‘1st Duke of Sutherland’, en van Elizabeth Gordon, de ‘19th Countess of Sutherland’. Ze werd geboren op 8 juni 1788, Duchess Street, Londen. George Granville Leveson-Gower was politicus, ambassadeur in Frankrijk (1790-1792) tijdens de revolutie, diplomaat en landeigenaar. Hij was gedurende het laatste deel van zijn leven de rijkste man van Groot-Brittannië. Charlotte huwde op 27 december 1814 met Henry Charles Howard (1791-1856), de zoon en erfgenaam van Bernard Edward Howard (1765-1842) die op zijn beurt de erfgenaam was van zijn kinderloze en oudere neef Charles Howard, de ‘11th Duke of Norfolk’. De moeder van Henry Charles Howard was lady Elizabeth Belasyse. Charlotte Fitzalan-Howard werd Countess of Arundel and Surrey in 1815 toen haar schoonvader Bernard Edward Howard, Earl of Surrey, de ‘12th Duke of Norfolk’ werd. Toen haar schoonvader overleed in 1842 kreeg ze de titel van ‘Duchess of Norfolk’, terwijl haar echtgenoot de titel kreeg van ‘13th Duke of Norfolk’. Charlotte was in 1842-1843 lady of the bedchamber van Queen Victoria. Henry Charles Howard en Charlotte Fitzalan-Howard kregen vijf kinderen. Henry Charles Howard en zijn vader Bernard Edward Howard waren Rooms katholiek, terwijl zijn moeder lady Elizabeth Belasyse Anglicaans was. In 1829, na de katholieke emancipatie, werd Henry Charles Howard, toen nog de Earl of Surrey (1815-1842), verkozen tot lid van de House of Commons. Hij werd de eerste Rooms katholieke volksvertegenwoordiger na de katholieke emancipatie. In 1841 werd hij lid van de House of Lords. De duchess zelf speelde een rol in de Oxford Movement en was actief betrokken bij de katholieke emancipatie te Sussex. Gezelle ontmoette haar op zijn Engelandreis te Arundel en was erg onder de indruk van deze katholieke hertogin. Ze was ook patrones van de Little Sisters of the Poor. De ‘Duchess of Norfolk’ legde tussen 1811 en 1823 een verzameling aan van 166 liederen en pianostukken. Die collectie bevindt zich in de Yale University. Charlotte stierf op 5 juli 1870, 25 Grosvenor square, Londen. Ze werd begraven in Fitzalan Chapel, te Arundel, Sussex.
Links[wikipedia]
Relatie tot Gezellecorrespondent; Oxford Movement
Bronnen https://www.geni.com/people/Charlotte-Leveson-Gower/6000000002188526606 ; https://nl.findagrave.com/memorial/29801562/charlotte-sophia-howard; https://gw.geneanet.org/dablocher?n=leveson+gower&oc=1&p=charlotte+sophia
NaamPoupaert, Marie; Mary
Datums° Brugge, 17/06/1854 - ✝ Brugge, 20/10/1921
GeslachtVrouwelijk
Beroepdienstmeid; modiste
VerblijfplaatsEngeland
BioMarie Poupaert was een Vlaams tienermeisje uit een groot gezin waarvoor Gezelle in 1871-1872 een plaats als dienstmeisje of verzorgster zocht. Omwille van haar moeilijke karakter kon ze niet bij haar begeleidster Cecilia Galbraith-De Lisle of enkele Brugse gezinnen zoals de familie Esmonde-O'Kelly blijven. Tevergeefs ook werd ze eind 1871-begin 1872 in Londen in het Saint-Edwardsklooster te Blandford Square en bij enkele Engelse families geplaatst. In een brief van Emily Berington-Coxon wordt ze geïdentificeerd als Marie Poupaert. Het ging vermoedelijk om de dochter van Pierre Jean Poupaert (Brugge, 13/09/1808 - Brugge, 23/03/1878), muzikant bij het leger, en Marie Aline Vreeven (Mons, 03/12/1815 - Brugge, 0203/1891), woonachtig in de Vulderstraat. In februari 1873 vertrok ze naar Brussel en vervolgens in 1875 naar Parijs. Ze woonde er in de Rue Michodière 9. Ze was er modiste. Op 13 februari 1876 beviel ze er van een dochter Jeanne Ernestine. Marie Stephanie was toen 21 jaar. Ze was ongehuwd maar ze had een partner, de sommelier Pie Joseph Victor Molteni, zoon van Antoine Molteni en Marie Borghé, die in een hotel in Parijs werkte. Ze trouwden in Parijs op 16 juli 1876 en erkenden Jeanne als hun dochter op 5 augustus 1876. Het kind werd niet ouder dan dertien maanden. Jeanne Molteni overleed in Parijs op 13 maart 1877. Zowel bij haar huwelijk als bij de overlijdensaangifte van haar dochtertje trad Maries oudere broer, de kleermaker Auguste Louis Poupaert als getuige op. Hij woonde ook in Parijs. Marie Poupaert keerde naar Brugge terug waar ze op 20 oktober 1921 overleed in een woning in de Nieuwe Gentweg. Haar aangevers wisten dat ze de dochter was van Petrus Joannes Poupaert en Marie Aline Vreeven maar wisten niet dat ze getrouwd was geweest. Op de akte staat dat ze ongehuwd was. Haar leeftijd werd geschat op 84 jaar, wat ook niet juist is.
NaamGalbraith, Robert Fraser
Datums° Glasgow, 1848 - ✝ Sydney, 27/06/1920
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioRobert Frasier Galbraith was de tweede zoon van James Fraser Galbraith (senior) en Cecilia Sarah De Lisle, geboren in Glasgow. Hij bleef in Aldershot bij Londen waar hij kost en inwoon had op zijn werkplek. Het verlies van zijn geloof was een zorg voor zijn moeder.
NaamGalbraith, Frederick; Freddy
Datums° Glasgow?, 1853?
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioFrederick Galbraith was de derde zoon van James Fraser Galbraith (senior) en Cecilia Sarah De Lisle, vermoedelijk geboren in Glasgow in 1853. Zijn moeder keerde in 1871 terug naar Londen omdat zijn leerlingschap afliep en ze een werkplek voor hem wou zoeken.
NaamGalbraith, George
Datums° Glasgow?, 1857?
GeslachtMannelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioGeorge Galbraith was de vierde en jongste zoon van James Fraser Galbraith (senior) en Cecilia Sarah De Lisle, vermoedelijk geboren in Glasgow in 1857. Hij kwam met zijn moeder mee naar Brugge. Nadat ze naar Londen terugkeerde, volgde hij les aan St. Mary's Orphanage for Boys in Greenwich.
NaamMills, Frederica Isabella
Datums° Castle Eden, 17/06/1798 - ✝ Edinburgh, 06/05/1877
GeslachtVrouwelijk
VerblijfplaatsSchotland
BioFrederica Isabella Mills was de moeder van Cecilia Sarah De Lisle (gehuwd Galbraith). Ze trouwde met Robert De Lisle met wie ze acht kinderen kreeg van wie Cecilia Sarah de oudste was. Ze bleef haar dochter bijstaan nadat die haar echtgenoot verloren had. Ze stuurde haar geld en liet haar bij zich wonen in Schotland.
NaamButler, Robert Aloysius
Datums° Londen, 16/01/1836 - ✝ Londen, 01/11/1902
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; oblaat; superior; rector
VerblijfplaatsEngeland
BioRobert Aloysius Butler werd geboren in Londen op 16 januari 1836 uit Ierse ouders. Tussen 1850 en 1858 liep hij school aan het St. Edmund’s College in Londen waar hij onder meer de lessen volgde van William George Ward (1812-1882) van de Oxford Movement. Hij trok naar het Engels College in Rome waar hij in 1859 tot priester werd gewijd. Vervolgens keerde hij naar Engeland terug en trad te Londen in 1860 in bij de Oblaten van St. Charles in Bayswater. Van 1860 tot 1876 was hij verbonden aan de Oblatenkerk St. Mary of the Angels in Bayswater. In 1872 werd hij superior van zijn congregatie maar hij nam al in 1873 ontslag. In 1876 werd hij pastoor van de Church of S.S. Peter and Edward in Westminster. In 1879 werd hij benoemd tot rector van het St. Charles’ College in Bayswater. Hij was een goede vriend van kardinaal Manning die tot dezelfde congregatie 'The Oblates of St. Charles' behoorde. Hij bleef op post tot aan zijn dood op 1 november 1902. Hij overleed in Londen aan de gevolgen van een longontsteking.
BronnenHerts & Cambs Reporter & Royston Crow: (7 november 1902)
NaamTodd, Dr. William Gowan
Datums° Dublin, 1820 - ✝ Blackheath (UK), 24/07/1877
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; theoloog; schooldirecteur
VerblijfplaatsEngeland, Ierland
BioDr. William Gowan Todd werd geboren in Ierland. Rond 1845 maakt hij de overstap naar de Rooms-Katholieke Kerk onder invloed van zijn broer die contacten had met de Oxford Movement. Hij was doctor in de theologie en auteur. Toch ging zijn roeping naar het onderwijs en de armenzorg in de achtergestelde parochies van Londen. In 1857 stichtte hij St. Mary's Orphanage for Boys in Cresswell Park, Blackheath, London bij Greenwich. Hij stierf daar in 1877.

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamLonden
NaamBayswater
NaamAldershot
NaamGreenwich
GemeenteLonden

Naam - instituut/vereniging

NaamSt Edward's Convent of Mercy
BeschrijvingDe Sisters of Mercy hadden hun klooster St Edward’s Convent op Blandford Square, dichtbij Londen. Vooraleer de Sisters of Mercy er zich in 1851 in hun nieuwe klooster vestigden, verbleven ze aan de Queen Square, Bloomsbury, waar op 2 augustus 1844 het klooster werd gesticht. Het initiatief daartoe werd genomen door de priesters Edward Hearn en zijn broer John Ambrose Hearn. Zij vonden enkele jonge vrouwen bereid om in te treden bij de Sisters of Mercy, met de bedoeling een klooster te stichten in de onmiddellijke buurt van de sloppenwijken van Marylebone, Londen. Tot het groepje jonge vrouwen behoorden onder meer Frances en Ann Hearn uit Waterford, Ierland, de zusters van Edward en John Ambrose Hearn; Catherine Macdaniel uit Londen; Elizabeth en Teresa Hercy; Sophie Boyton en enkele anderen zoals Maria Julia Philips. De eerste Mother Superior was Mary Cecilia Marmion. Ze werd opgevolgd in 1846 door Sophie Boyton (Zuster Mary di Pazzi Boyton) die de nieuwe Mother Superior werd van het klooster aan Queen Square en later aan Blandford Square en dit tot aan haar dood op 25 maart 1886. In 1851 schonk Charles Joseph Pagliano 3200 pond voor de bouw van een House of Mercy palend aan het St Edward's Convent. Om dit te vieren werd op 20 oktober 1851 ter ere van Pagliano in de kloosterkapel een mis voor de weldoener opgedragen. Het contract voor de bouw werd getekend in augustus 1852. Het huis was klaar in januari 1854. Catherine Macdaniel (Zuster Mary Catherine) werd in januari 1854, als een van de Founding Sisters, de eerste directrice van het House of Mercy. Het bood plaats aan 50 dakloze jonge vrouwen, ongeacht hun religieuze achtergrond. De meisjes waren 12 tot 15 jaar op het moment dat ze tot het House of Mercy toegelaten werden. Ze leerden er koken, schoonmaken, naaien, kleren maken, verzorgen en vooral de was doen. Zo deden ze de was van een groot aantal gezinnen van West End. Daarna werden ze geplaatst als dienstmeid. De meisjes kwamen uit het Verenigd Koninkrijk en Ierland, sommigen ook uit Frankrijk en België. Blandford Square was een voorbeeld van de vele Mercy programma's die vrouwen leerden onafhankelijk te worden. De kloosters van de Sisters of Mercy waar gevallen meisjes uitgebuit en mishandeld werden bevonden zich voornamelijk in Ierland. Bij het klooster was er een basis- en kleuterschool en dagschool. De zusters bezochten daarnaast ook de zieken.
Datering1851-heden
NaamSaint Mary of the Angels, Londen
BeschrijvingSt Mary of the Angels is een rooms-katholieke kerk in Bayswater, London. Ze werd gesticht op aangeven van Kardinaal Wiseman die de architecturale en organisatorische realisatie in handen gaf van Henry Manning. Na de inwijding in 1857 was Manning geestelijk leider tot 1868.
Datering1857-heden
Links[wikipedia]
NaamSt. Mary's Orphanage for Boys
BeschrijvingKatholiek pensionaat voor jongens in Cresswell Park, Blackheath, London bij Greenwich. De school werd opgericht door Dr. William Gowan Todd, die er directeur van was.
Datering1857-heden

Titel - ander werk

TitelThe Times (periodiek)
Datum1785-
PlaatsLonden
Links[wikipedia]

Titel07/11/1871, Londen, Cecilia Sarah De Lisle (= Cecilia Sarah Galbraith) aan [Guido Gezelle]
EditeurKoen Calis; Marc Carlier (research); Universiteit Antwerpen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
VerzenderDe Lisle, Cecilia Sarah
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatum07/11/1871
VerzendingsplaatsLonden
AnnotatieJaartal, maand en adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens; maand: waarschijnlijk begin november; brieven door elkar gehaald in publicatie.
Gepubliceerd inDe briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 / door B. De Leeuw, P. De Wilde, K. Verbeke, (o.l.v.) A. Deprez. - Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1991, dl.II, p.124-126
Fysieke bijzonderheden
Drager 3 dubbele vellen, 180x115
wit
papiersoort: 11 zijden beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden watermerk: Joynson 1871
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief7247
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|13620
Inhoud
IncipitI have been absent now for
Tekstsoortbrief
TalenEngels
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.