Het woord geschiedbaarheid voor contingentia staat op bl. 63[1] van hetgene alreeds verschenen is. Elders nog niet, mij dunkt. Te beter, want dat woord voldoet mij weinig. Het kan beteekenen, als woord genomen:
1) "Geschiedenis hebbende, geschiedenis vertoonende", immers als men geschied als zelfstandig naamwoord neemt; en het heeft inderdaad alzoo bestaan, vandaar: "geschiedboek, geschiedvorscher,” enz.
Aldus is het min of meer de Dietsche weêrga van het Latijnsche contingens = quod est ita' ut potuisset non esse.[2]
Geschied als stam van ‘t werkwoord
2) "dat kan geschied worden". Alzoo genomen, ware 't onzin.
3) "dat kan geschieden". Alzoo genomen, is het a) tegen den aard der taal, of toch eene uitzondering op de algemeene wet b) onnauwkeurig om contingens te vertalen; im-p2mers dan ware contingens = possibile = quod ita non est ut possit esse.[3] Geen verschil dus met "mogelijk".
Welnu de eerste en nauwkeurige zin is toch heel duister, en moeilijk te vatten. Ware geschiedzakelijk niet beter?
God is een noodzakelijk wezen (necessarium). Dat God bestaat, is noodzake.
De tegenwoordige wereld is een geschiedzakelijk wezen (: ens contingens). Dat die wereld bestaat, is geschiedzake.
Honderden andere werelden zijn mogelijk (: possibiles). Dat ze bestaan, is eene mogelijkheid.
Tegen daadzakelijk (alhoewel Van Dale zegt "daadzaak = gebeurde zaak", wist ge in te brengen - en misschien wel terecht - dat men ook kan zeggen "Dat God bestaat, is eene daadzake". Doch wie zal er ooit zeggen "Dat God bestaat, is eene geschiedzake"? God en is immers niet geschied, noch zijn be-p3staan ook niet.
2) Het woord gelijkzaamheid zal iedereen opvatten als beteekende 't similitudo. Welnu, analogia non dicit tantum, ut mihi videtur, similitudinem, sed partim similitudinem, partim dissimilitudinem.[4] Analogia ware halfgelijkendheid, naar mijn verstaan. Onze begrijpen nopens God en zijn maar halfgelijkend (analogici), niet geheel gelijkend, niet volgelijkend, niet doorgelijkend, niet eigen.
Vgl. Halfzot, halfbakken, halfgeleerd enz. daar half niet noodzakelijk= " voor de helft”, maar: "gedeeltelijk, niet geheel, meer of min".
3) Objectivus en subjectivus
Sprekende alleenelijk van notio of conceptus, zegt ge "wezenverbeeldend (subjectivus)" en "bestaanverbeeldend (objectivus)". Het eerste is redelijk duister, vgl. "in wezen zijn, wezentlijk". Ware 't niet beter: gedachtelijk en zakelijk? (ge zegt immers "zakelijk bestaan “ voor “inderdaad bestaan").p4of beter: gedachtbeeldend en zaakbeeldend ?
of beter nog: inbeeldig zaaktreffend?
en
denkbeeldig zaakvast
Wegens zaakvast, vgl. bij Kramers i "aard- en nagelvast, ce qui tient à fond et à clou"
Misschien is er wel een beter, ten minste een algemeener woord te vinden, dat het Latijnsche subjectivus volmaaktelijker verdietscht. Doch, ik heb het vergeefs gezocht.
Bldz. 65
Daar is eigentlijk een verschil tusschen contingens en possibile.
De tegenwoordige wereld is contingens.
Honderden andere, onbestaande werelden zijn possibiles
Contingens is, streng genomen, quod ita est (= existit) ut potuisset non esse (= non existere). Alzoo is al 't bestaande, buiten God, die het noodzakelijk wezen is.
Possibile is, quod ita non est (= non existit) ut posset[5] esse (= existere)[6] Alzoo zijn duizenden dingen die niet en bestaan, maar zouden kunnen bestaan.
Welnu, geschiedbaar heeft mij, reeds in 't voorgaande deel, tegengesteken; doch 'k en had geen tijd om iets anders te zoeken.
Wat zegt ge van daadzakelijk?
God is noodzakelijk
de wereld en al 't buiten God bestaande is daadzakelijk
Honderden andere schepselen en werelden zijn nog mogelijk
Bldz. 71 bij voorbeeld het leven. Neen, hij wil spreken van: het levensbeginsel, van de ziele.