Mechelen, 1 April '86.
Eerw. vriend,
Dank voor ‘t weerzenden der verbeterde drukproeve! Zou ik u mogen verzoeken dat gij zelf mij uit uwe werken 4 of 5 stukken zoudt willen aanwijzen om in onze Bloemlezing (2e deel)[1] opgenomen te worden?
– Aangaande het woord hupsen[2] (bl. 82 ) zij bijgevoegd dat het in den vorm van (h)ipsen[3] op mijn dorp (Werchter, 2 uren ten Noorden van Leuven) heel veel gebruikt wordt. N.B. wij aspireeren (ten miste in de kom van ‘t dorp) de h niet, en spreken de u bijna uit als i. Zie ook Schuermans’ Idioticon, aan ‘t woord hippen, hipsen.
Totus tuus[4] in Christo
Jan Bols