… wil ik hem, vóór dat ik deze nota afgeschreven heb, niet raadplegen, opdat ik alzoo minder genegen zij hem letterlijk na te spreken. N.B. Het volgende geldt voor Werchter, mijn geboortedorp, en omstreken (tusschen Leuven en Mechelen):
Hocht (1) wordt gezegd voor struikgewas, heester, touffe de tiges d’une même plante, d’une fleur, enz. Van ‘t mannelijk; mv. hochten. V.B. Hij zat op ‘nen dorelaren hocht. ’s Zaterdags van de Goede week komen de klokken van Rome weer, en leggen dan de eieren die ze meêbrengen in de hochten van de hoven, waar de kinderen ze gaan zoeken. Daar stonden vuil’ hochten (= planten) in de wei. ‘Nen hocht pioenen. ‘Nen hocht rozen. En (= een) hochteke (= hochtje) violetten. – Het hooi in de wei wordt in hochelen (1) gelegd. – In sommige dorpen rond Werchter zegt men in steê van hocht altijd hochel. Zie Schuermans en Kiliaan.
Kroenekranen is vrouwelijk; heeft het enkelv. kroenekraan; beteekent die braambeziën, welke in ‘t wild aan den kant der wegen groeien. B.v. Hij heeft kroenekranen weest (= is geweest) plukken, maar scheurde zijn’ broek aan de dorens. Daar staat maar één rijpe
(1) Wij spreken uit hoĕcht en hoĕchel, met korte oe.[1]
p2kroenekraan op.
Kroenekranen is ook de naam van vogels die hoog in de lucht in driehoek vliegen: kranen, grues. B.v. De kroenekranen vliegen naar ‘t Zomerland. Ze kroeënen (d.i. ze scheeuwen kroeë, kroeë). [2] Op sommige plaatsen hebben de kinderen een spel waarin ze hand in hand maar met bochten voortgaan: zulk spel duiden ze aan door het werkwoord kroenekranen: B.v. kroenekranen is plezant.[3]