Mijn Eerweerde Heer en Meester,
Wij meenen toch wel U de eerste bijdrage van ’t bijblad[1] gezonden te hebben alhoewel ze nog niet door U verbeterd naar Brugge is teruggestierd. Wij voegen ze algelijk nog eens met de tweede bijdrage[2] die wij de eer hebben U te zenden opdat Gij ze beiden gezamentlijk zoudt kunnen terugstieren. Wij kunnen ze reeds van nu af drukken om den letter te kunnen bezigen en ze bewaren tot dat nr. 7[3] verschijnt.
Intusschen bieden wij U, Eerweerde Heer ende Meester, de verzekering onzer toegenegenheid en diepen eerbied.
Gebr. De Plancke.