<Resultaat 757 van 2074

>

p1Loué soit Jésus-Christ!

La Supérieure Générale des Dames de l’Instruction chrétienne a l’honneur d’inviter Monsieur le chanoine Gezelle à la touchante cérémonie de la première Communion et de la Confirmation de Mademoiselle Agnès Beke.

La solennité aura lieu le Samedi 20 Juin

p2

Noten

Discours uitsprakeYan De Bru Het is onduidelijk naar welk werk van Jan De Bruyne dit verwijst. Het is onduidelijk naar welk werk van Jan De Bruyne dit verwijst.

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamPollenus, Marie-Antoinette; Ignace (Mère)
Datums° Hasselt, 11/07/1832 - ✝ Gent, 10/05/1904
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; kloosteroverste
BioMarie-Antoinette Pollenus werd op 11 juli 1832 geboren te Hasselt. Ze was leerlinge bij de Dames de l’Instruction Chrétienne in Luik. Later trad ze ook in dezelfde orde in, maar dan in het klooster van Doornzele in Gent. Dit gebeurde op 22 september 1852, terwijl ze haar eeuwige professie deed op 8 mei 1857. In datzelfde jaar werd ze assistente, en in 1859 ‘admonitrice’ in het huis La Providence in Doornzele. In 1860 staat ze genoteerd als overste van St.-Joseph, dat vermoedelijk een bijhuis was van Luik. Ze keerde op 26 september 1866 echter terug naar het moederklooster, en werd er assistente van la Révérende Mère Ambroisine en verantwoordelijke voor de halfinternen. Begin 1868 werd ze naar Antwerpen gestuurd om er de plaatselijke overste, M. Mathilde van Steenberghe te vervangen. En nadat M. Ambroisine Goethals om gezondheidsredenen haar ontslag had ingediend bij de bisschop, werd Marie-Antoinette op 23 december 1868 benoemd tot algemeen overste ad interim. Het jaar erna, op 10 september 1869, werd ze tot algemeen overste gekozen, om tot drie maal toe te worden herkozen. Bij haar laatste herkiezing verklaarde Mgr. Stillemans haar tot algemeen overste ‘à perpétuité’. Vanaf 1893 stuurde zij jonge religieuzen naar de normaalschool van Nijvel bij de Zusters van het Kind Jezus, maar ontplooide activiteiten tot ver buiten de landsgrenzen. Zo ging ze in op de vraag van de bisschop van Plymouth (ZW-Engeland) om een klooster te stichten in Sherborne. Ze ondernam verschillende reizen naar Engeland om zowel het klooster als de kerk ernaast te laten bouwen. Het was eveneens onder haar leiding dat de vestigingen in Brazilië werden opgericht. Hiertoe vertrokken op 29 september 1896 de eerste acht religieuzen vanuit de haven van Antwerpen. Marie-Antoinette stierf in Doornzele op 10 mei 1904.
Bronnenarchief Religieuzen van het Christelijk Onderwijs Luik

Briefschrijver

NaamPollenus, Marie-Antoinette; Ignace (Mère)
Datums° Hasselt, 11/07/1832 - ✝ Gent, 10/05/1904
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; kloosteroverste
BioMarie-Antoinette Pollenus werd op 11 juli 1832 geboren te Hasselt. Ze was leerlinge bij de Dames de l’Instruction Chrétienne in Luik. Later trad ze ook in dezelfde orde in, maar dan in het klooster van Doornzele in Gent. Dit gebeurde op 22 september 1852, terwijl ze haar eeuwige professie deed op 8 mei 1857. In datzelfde jaar werd ze assistente, en in 1859 ‘admonitrice’ in het huis La Providence in Doornzele. In 1860 staat ze genoteerd als overste van St.-Joseph, dat vermoedelijk een bijhuis was van Luik. Ze keerde op 26 september 1866 echter terug naar het moederklooster, en werd er assistente van la Révérende Mère Ambroisine en verantwoordelijke voor de halfinternen. Begin 1868 werd ze naar Antwerpen gestuurd om er de plaatselijke overste, M. Mathilde van Steenberghe te vervangen. En nadat M. Ambroisine Goethals om gezondheidsredenen haar ontslag had ingediend bij de bisschop, werd Marie-Antoinette op 23 december 1868 benoemd tot algemeen overste ad interim. Het jaar erna, op 10 september 1869, werd ze tot algemeen overste gekozen, om tot drie maal toe te worden herkozen. Bij haar laatste herkiezing verklaarde Mgr. Stillemans haar tot algemeen overste ‘à perpétuité’. Vanaf 1893 stuurde zij jonge religieuzen naar de normaalschool van Nijvel bij de Zusters van het Kind Jezus, maar ontplooide activiteiten tot ver buiten de landsgrenzen. Zo ging ze in op de vraag van de bisschop van Plymouth (ZW-Engeland) om een klooster te stichten in Sherborne. Ze ondernam verschillende reizen naar Engeland om zowel het klooster als de kerk ernaast te laten bouwen. Het was eveneens onder haar leiding dat de vestigingen in Brazilië werden opgericht. Hiertoe vertrokken op 29 september 1896 de eerste acht religieuzen vanuit de haven van Antwerpen. Marie-Antoinette stierf in Doornzele op 10 mei 1904.
Bronnenarchief Religieuzen van het Christelijk Onderwijs Luik

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamGent
GemeenteGent

Naam - persoon

NaamBeke, Agnes
Datums° Kortrijk, 15/01/1873 - ✝ 1943
GeslachtVrouwelijk
BioAgnes Désirée Angelina Marie Josèphe Beke was de vijfde en jongste dochter van het echtpaar Julien Charles Beke (1837-1912) en Emma Crombet (1835-1913). Ze was leerlinge in het klooster van Dooresele in Gent bij de Dames de l'Instruction Chrétienne. Ter gelegenheid van haar eerste communie op 20 juni 1885 schreef Gezelle het gedicht 'Jésus enfant, bénissant de ma Mère' voor haar. Op 01/06/1897 huwde ze met Jules Léon Marie Felix Heldenbergh (1856-1938). Het echtpaar ligt samen begraven op de begraafplaats van Etterbeek.
Links[dbnl]
Relatie tot Gezellegelegenheidsgedicht(en)
Bronnen https://nl.geneanet.org/
NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamDe Brune, Jan; Jan (of Johan) de Brune de Jonge
Datums° Middelburg, 10/07/1616 - ✝ Middelburg, 22/10/1649
GeslachtMannelijk
Beroepschrijver; dichter; essayist
VerblijfplaatsNederland
BioJan of Johan de Brune de Jonge was een 17e-eeuwse schrijver en dichter. Hij werd in 1616 geboren in Middelburg en groeide op bij zijn moeder en haar familie. Zo heeft hij lang bij zijn ooms Gerardus Vossius en Franciscus Junius gewoond. Zij waren respectievelijk hoogleraar en kunsthistoricus, en bezaten bibliotheken waarvan Jan goed gebruikt maakte. Alzo was hij al op jonge leeftijd een erudiet man, wat ook af te lezen is uit zijn werk. Nog een andere oom van hem, Johan de Brune de Oude, had naam gemaakt met een bundel emblemata, vergezeld van essays in de stijl van Michel de Montaigne. Ook De Brune de Jonge beoefende dit genre met geestdrift, vooral in zijn meestgelezen werk, de "Wetsteen der vernuften" (1644). Zijn proza is geschreven in een frisse, directe stijl, waaruit ook gevoel voor humor en kennis van de literatuur van zijn tijd blijkt. Verder publiceerde hij onder meer een bundel gedichten (Veirsjes, 1639), en schreef hij het voorwoord en de opdracht (aan Frederik Hendrik) bij het schildertraktaat "De Schilderkonst der Oude" (1641) van zijn oom Franciscus Junius. Jan de Brune de Jonge stierf op jonge leeftijd in 1649. Postuum werd uit zijn nagelaten papieren een tweede deel van de Wetsteen samengesteld (1659).
Links[wikipedia]
BronnenNienke Bakker, Gezelles Woordentas, Leiden, 1998, p. 97
NaamPollenus, Marie-Antoinette; Ignace (Mère)
Datums° Hasselt, 11/07/1832 - ✝ Gent, 10/05/1904
GeslachtVrouwelijk
Beroepkloosterzuster; kloosteroverste
BioMarie-Antoinette Pollenus werd op 11 juli 1832 geboren te Hasselt. Ze was leerlinge bij de Dames de l’Instruction Chrétienne in Luik. Later trad ze ook in dezelfde orde in, maar dan in het klooster van Doornzele in Gent. Dit gebeurde op 22 september 1852, terwijl ze haar eeuwige professie deed op 8 mei 1857. In datzelfde jaar werd ze assistente, en in 1859 ‘admonitrice’ in het huis La Providence in Doornzele. In 1860 staat ze genoteerd als overste van St.-Joseph, dat vermoedelijk een bijhuis was van Luik. Ze keerde op 26 september 1866 echter terug naar het moederklooster, en werd er assistente van la Révérende Mère Ambroisine en verantwoordelijke voor de halfinternen. Begin 1868 werd ze naar Antwerpen gestuurd om er de plaatselijke overste, M. Mathilde van Steenberghe te vervangen. En nadat M. Ambroisine Goethals om gezondheidsredenen haar ontslag had ingediend bij de bisschop, werd Marie-Antoinette op 23 december 1868 benoemd tot algemeen overste ad interim. Het jaar erna, op 10 september 1869, werd ze tot algemeen overste gekozen, om tot drie maal toe te worden herkozen. Bij haar laatste herkiezing verklaarde Mgr. Stillemans haar tot algemeen overste ‘à perpétuité’. Vanaf 1893 stuurde zij jonge religieuzen naar de normaalschool van Nijvel bij de Zusters van het Kind Jezus, maar ontplooide activiteiten tot ver buiten de landsgrenzen. Zo ging ze in op de vraag van de bisschop van Plymouth (ZW-Engeland) om een klooster te stichten in Sherborne. Ze ondernam verschillende reizen naar Engeland om zowel het klooster als de kerk ernaast te laten bouwen. Het was eveneens onder haar leiding dat de vestigingen in Brazilië werden opgericht. Hiertoe vertrokken op 29 september 1896 de eerste acht religieuzen vanuit de haven van Antwerpen. Marie-Antoinette stierf in Doornzele op 10 mei 1904.
Bronnenarchief Religieuzen van het Christelijk Onderwijs Luik

Naam - instituut/vereniging

NaamDames van het Christelijk Onderwijs Gent (Dames de l'Instruction Chrétienne de Gand)
BeschrijvingDe Dames de l'Instruction Chrétienne de Gand (Dames van het Christelijk Onderwijs) is een rooms-katholieke zustercongregatie, gesticht te Gent door Madeleine-Sophie Barat (1779-1865). Behalve een school te Gent, die vanaf 1808 functioneerde, richtten zij ook scholen op in Brugge, Antwerpen (1834) en Luik (1838). Te Gent vestigden ze zich in 1827 in het klooster van Dooresele, nadat bisschop de Broglie dit pand verkocht had aan de congregatie. Dit klooster was gelegen in de vroegere Paepe- of Priesterstraat (nu Doornzelestraat) en werd het moederhuis voor deze gemeenschap. In 1921 verwierven de zusters de Abdij van Flône, waarop ze hun moederhuis daarheen verhuisden en Gent verlieten.
Datering1827-1921
Links[odis], [wikipedia]

Titelxx/[06/1885], [Gent], [Marie-Antoinette Pollenus (= Mère Ignace)] aan [Guido Gezelle]
EditeurLiesbeth Langouche
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Pollenus, Marie-Antoinette]
Ontvanger[Gezelle, Guido]
Verzendingsdatumxx/[06/1885]
VerzendingsplaatsGent (Gent)
AnnotatieJaartal en maand gereconstrueerd op basis van toegevoegde notitie (= eerstecommunie van Agnes Beke) brief is geschreven net voor de eerstecommunie van 20/06/1885; adressant, adressaat en plaats gereconstrueerd op basis van de brieftekst.
Fysieke bijzonderheden
Drager enkel vel, 103x133
wit, rechthoekig geruit
papiersoort: 2 zijden beschreven, inkt
Staat fragment: onderkant van vel ontbreekt
Toevoegingen op zijde 1 linksboven: 20 juni 1885 (blauw inkt, onbekende hand) ; op zijde 2 links in de zijrand: taalkundige notities: Discours uitsprake // Yan De Bru (inkt, verticaal, hand G.G.)
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3322, D fiche 34
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|15158
Inhoud
IncipitLa Supérieure Generale des Dames de
Tekstsoortbrief
TalenFrans
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.