Morgen vertrek ik naar Lourdes om den 13sten wederom te huis te zijn. Daarom wil ik voór mijn vertrek nog een bitje veisteren[3]
Ziehier de vragen waarover ik u eenige inlichtingen kan geven:
Vr. n° 5 Over eerlem of arlem[4] heb ik nog het volgende gehoord: ’t es klaar lijk eerlem in dat huis. Wilden ze zeggen: er is daar ne keer leven, gerucht; wie dat dat leven voorkomt in een huisgezin met vele jongens, die nooit gerust en staan; wie dat men in dat huis twist, ruzie maakt, krakeelt misschien.
Vr. n° 13. Over deze spreuke[5] was er een die mij zei: ‘k hebbe dadde ol mij leven gehoord. Dadde en es nie moeilijk, ’t wilt zeggen: kijken lijk of damme[6] het nie gebeteren en koste. Hij wilde hij hebben dat deze spreuke nog zoo oud niet en was in den zin dien het volk hem nu toeschrijft.
p2Ge moet weten, zei hij alzoo voor zijn redens, dat in zommerste[7] plekken de honden en vooral de schaaphonden (de getrouwigste van al) dienen om de wacht te houden over den nacht tegen andere honden en katten, om over eene geslachte koe of over geslegen zwijnevlees te waken, om, en bijzonderlijk, om de koeien te wachten. En die honden, men heeft het telkens gehoord door ooggetuigen zouden tot den dood toe gevochten hebben om het hun toevertrouwde ongeschonden te bewaren. Zou het dan iemand verwonderen dat een hond die eene gevoelige beest is, over zieke koeien als wachter en waker gesteld zijnde eenige droefheid zou laten uitschijnen, die nogtans weinig kan baten.
Die medelijdende weemoedigheid is bij de schaaphonden onbetwistbaar, als zij een ziek dier bewaken. Dit getuigen alle schapboeren.
Dat redeneeren schijnt mij nog zoo kwalijk niet!
Vr. n° 14 In die spreuke[8] die in ’t vraagveisterke stond kan er wel scheert voor scheldt in geschoven zijn. Nogtans ‘k peis ik dat er moeten sinds lang twee spreuken bestaan. Te Gulleghem hoort men bijna nooit: men scheert geen koe op een haar; maar welp3’t en staat up geen haar van zoumme[9] en koe scheert, ‘t zijn er genoeg. Gemeenelijk voegt men ’t staat er genoeg nog derbij zoo dat men wilt zeggen ’t en staat up geen bitje, g’en moet zoo nauwe niet zijn, ’t en komt er daar niet up an. Alzoo is de spreuke klaar en zonder moeilijkheden. Scheren is hier goed, of goed gemaakt.
Alzoo zou de spreuke:
die niet heeft en wit harke
hetzelfde niet zijn met de bovenstaande vermits deze wilt zeggen: waar dat er niet[10] van en es, men kout[11] er niet van. Om nu dat koeiën scheren goed te maken het volk heeft maar haar en scheren voor oogen gehad, peis ik, en dat haar volgens de noodzakelijkheid van de spreuke ofte uitdrukkinge op een dier geplaatst die veel haar had. In gelijker voegen zie vele spreuken in De Bo aan het woord scheren bladz. 986.
Over de andere later misschien.
Vragen:
“’t Zal ook wel ne keer aan uwen haak vriezen” = ge zult ook wel ne keer in verlegenheid zijn. Maar van waar dien
p4haak, wat bediedt hij?
"Hij en kan geen puid meer bichten" = hij is uit, t' enden. machteloos in alle zinnen. Heeft men nog eens de puiden gebicht of wat is het?