Eerw. Heer ende meester,
‘K ben geheel en gansch van uw gedacht; mijnheer Pollet heeft dat uit zijn eigen gedaan ‘K en wiste van niet: de man peisde zeker is ’t niet wel, ze en moeten het maar veranderen Gij doet zeer wel en ik zou geern hebben dat gij, gelijk gij gedaan hebt, mij voort de drukkladden[1] zendt. ‘K herzie dat dan ook na u en ik leere alzoo mijne missen kennen.
Ik wensche u ook eenen zaligen Paschen en een geheele mande paascheiers zonder één zwalpei daarin.
Daarmeê blijve ik geern
Uw dankbare vriend
JLeroy.
Staden, 10e van garsmaand 1893 —