Ik zende Ued. eenen opstel[1] voor Biekorf. Hij is aanveerd in ’t berek, maar ik zou willen weten wat gij er van denkt. Eerstwaards en was ik maar van zinne te vermelden als mengelmare[2] dat er “eene vereenvoudiginge van ’t spraakundig onderwijs[3] voren gedregen geweest had in de Taalvroedschap.” Zonder meer. Maar daarmeê en zou de lezer van Biekorf al niet vele vernomen hebben. Ik hebbe dan getrachtp2
p3het “heele stelsel” van Hr Willems, zoo beknopt mogelijk, met kleene wijzigingen, of beter, iets meer op zijn Westvlaamsch, uiteen te doen. ‘k En hebbe niets tegen dit stelsel: ik zou er eerder iets voren hebben: maar ‘k en wille die vereenvoudiginge “in Biekorf” noch vorenstaan noch verwijzen.
Oordeelt gij, mijn weleerweerde Leerare, dat Biekorf dien opstel door Ued. veranderd ofte niet mag drukken, zendt hem weder, als ’t Ued. belieft.