<Resultaat 1314 van 2074

>

p1
Mijnen Eerweerden en Hooggeleerden Heer Dr Gezelle,
Bestierder,
Kortrijk.
 
p2
Hooggeleerde Heer Doctor Gezelle,[1]

1) is Bansthuizegje niet voor Baanhuizegje of kotje van den Baanwachter?

2) Zwijze voor Zwijte : Eene Zwijte is een gedeelte open en effen land.

3) De Haak is ‘t Zarreknippelen is een haak

tekening

die men aan de zarre hangt; de zarre is eene houten sprange of sperre lijk de gaaisprange:

Bij ons, ‘t is te zeggen te Hooglede, als men zarreknippelt, hebben al de spelers eenen knippel, uitgenomen een die bij de zarre staat. Elk knippelt op zijne beurt om den haak te doen afvallen: Deze die bij de zarre staat, als den haak afgeknippeld is, moet hem aanhangen en daar na, indien hij eerst den geworpen knippel kan pakken, deze die hem geworpen heeft is verloren, ‘t is te zeggen dat hij bij de zarre moet gaan staan tot dat hij op dezelfde wijze eenen knippel is meester geworden.[2]

CVC.
Brugge, 3 April[3] 90

Noten

[1] Van Coillie antwoordt hier op drie van de twaalf vragen die voorkwamen in de rubriek ‘Vragen’: In: Bijblad van Loquela: 8 (Bamesse 1889) p. 4b: “Wat heet men het bansthuizegje? Geh. Heule, op den ijzerweg.”, “Wat is eene zwijze, sprekende van stukken lands? Geh. Wachtebeke” en “Wat verstaat gij door den haak, in 't zarreknippelen ? Geh. Eessen.”.
[2] Verwerkt door Guido Gezelle in: Zantekoorn. In: Loquela: 8 (Kerstmaand 1889) 8, p. 57, 63 en 64:

“HAAK, den. = Tweesprietelde boomtak, die zoo gekort en gesneden is, dat hij ievers kan aangehaakt worden, immers met den kortsten van zijne twee sprieten. Zulk een haak dient b. v. bij 't vlas wegen, in de zwingelkoten; bij 't krieken trekken, om den korf ievers aan vast te haken; bij 't zarreknippelen,

om hem aan de zarre te hangen en deraf te knippelen. Geh. Hoogleê, Eessen. Z. Zarreknippelen.

ZARREKNIPPELEN, knippelde de zarre, de zarre geknippeld. = Een spel dat in dezer voegen gespeeld wordt: op zekeren afstand van de zarreknippelaars staat de zarre, dat een gesprietelde houtstam of sprange is, met vier of vijf takken daaraan. Aan een van die takken hangt men den haak. Elk speelgenoot heeft eenen knippel, uitgeweerd een, t. w. hij die bij de zarre staat en die den afgeknippelden haak moet halen, oprapen en weêr aan de zarre hangen. Kan hij dat gedaan en den geworpen knippel in zijn bezit krijgen, eer als die laatst geknippeld heeft, dan wordt hij vervangen aan de zarre door zijnen knippelloozen speelgenoot, en hij mag gaan knippelen, op zijnen keer, neffens de andere. Geh. Hoogleê, Eessen. (…)”

[3] Foutieve maand op briefkaart: 3 Ap. 90: maand gereconstrueerd op basis van de poststempel: Bruges (Station) 03/05/1890; Courtrai 03/05/1890.
haak Loq.Loquela

Register

Correspondenten

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Briefschrijver

NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Briefontvanger

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]

Plaats van verzending

NaamBrugge
GemeenteBrugge

Naam - persoon

NaamGezelle, Guido; Loquela; Spoker
Datums° Brugge, 01/05/1830 - ✝ Brugge, 27/11/1899
GeslachtMannelijk
Beroeppriester; leraar; onderpastoor; dichter; taalgeleerde; vertaler; publicist
BioGuido Gezelle werd geboren in Brugge. Na zijn collegejaren en priesterstudies (priesterwijding te Brugge op 10/06/1854), werd hij in 1854 leraar aan het kleinseminarie te Roeselare. Gezelle gaf er onder meer talen, begeleidde de vrij uitgebreide kolonie buitenlandse leerlingen, vooral Engelsen, en kreeg tijdens twee schooljaren (1857-1859) een opdracht als leraar in de poësis. In 1865 werd Gezelle onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Brugge. Naast zijn druk pastoraal werk was hij bijzonder actief in het katholieke ultramontaanse persoffensief tegen de secularisering van het openbare leven in België en als vulgarisator in het culturele weekblad Rond den Heerd. In 1872 werd Gezelle overgeplaatst naar de O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Gedragen door een sympathiserende vriendenkring werd hij er de gelegenheidsdichter bij uitstek. Gaandeweg keerde hij er ook terug naar zijn oorspronkelijke postromantische en religieus geïnspireerde interesse voor de volkstaal en de poëzie. De taalkundige studie resulteerde vooral in een lexicografische verzameling van niet opgetekende woorden uit de volkstaal (Gezelles ‘Woordentas’ en het tijdschrift Loquela, vanaf 1881), waarmee ook hij het Zuid-Nederlands verdedigde binnen de ontwikkeling van de gestandaardiseerde Nederlandse cultuurtaal. Die filologische bedrijvigheid leidde bij Gezelle uiteindelijk ook tot een vernieuwde aandacht voor zijn eigen creatief werk, zowel vertaling (Longfellows Hiawatha) als oorspronkelijke poëzie. In 1889 werd hij directeur van een kleine Franse zustergemeenschap die zich in Kortrijk vestigde. Hij was een tijdje ambteloos. Dit liet hem toe zich op zijn schrijf- en studiewerk te concentreren. Het resultaat was o. m. de publicatie van twee poëziebundels, Tijdkrans (1893) en Rijmsnoer (1897), die, vooral in het laatste geval, qua vormgeving en originaliteit superieur van gehalte zijn. Om die authentieke en originele lyriek werd hij door H. Verriest, P. de Mont en vooral door Van Nu en Straks als een voorloper van de moderne Nederlandse poëzie beschouwd. Ook later eerden Nederlandse dichters, zoals Paul van Ostaijen en recenter, Christine D’haen, Gezelle als de meest creatieve en vernieuwende Nederlandse dichter in Vlaanderen. In 1899 werd Gezelle naar Brugge teruggeroepen om zich te wijden aan de vertaling van een theologisch werk van zijn bisschop (Waffelaerts Meditationes Theologicae). Hij verbleef nu in het Engels Klooster van Kanonikessen, waar hij echter vrij vlug en onverwachts stierf op 27 november 1899. Hij liet nog een verzameling uitzonderlijke gedichten na die in 1901 postuum als zijn Laatste Verzen werden gepubliceerd.
Links[odis], [wikipedia], [dbnl]
NaamVan Coillie, Constant
Datums° Hooglede, 03/09/1854 - ✝ Kortrijk, 06/04/1918
GeslachtMannelijk
Beroeponderpastoor; pastoor; professor
BioConstant Van Coillie werd op 3 september 1854 te Hooglede geboren als zoon van landbouwer Fredericus Van Coillie en Amelia Degrendele. Hij werd als retoricaleerling van het kleinseminarie te Roeselare in oktober 1874 tot voorzitter verkozen van de Société Littéraire (Lettergilde), met poësisleerling Albrecht Rodenbach als secretaris en klassenleraar Hugo Verriest als directeur. Bij de ‘Groote Stooringe’ van 28 juli 1875 speelde hij een actieve rol. In augustus 1876 werd hij door de dorpelingen van Sleihage en zijn medestudenten gevierd als laureaat van de filosofieklas. Op 18 december 1880 ontving hij zijn priesterwijding in Brugge. Ter gelegenheid van zijn eremis te Esen op 21 december schreef Gezelle een gedicht: 'Den priester uit de school!', dat vooral ingaat op de eerste schoolstrijd (1878-1884). Van Coillie behaalde het licentiaat kerkelijk recht te Leuven in 1884, was één jaar onderpastoor van de O.L.Vrouwekerk te Brugge en werd in september 1885 professor aan het grootseminarie te Brugge. Hij was er professor tot eind 1900, waarna hij pastoor van de Sint-Tillokerk – ook wel Sint-Hiloniuskerk genoemd – te Izegem werd. Hij stond als medeauteur in voor de gecorrigeerde en uitgebreide zesde editie van het handboek van kerkelijk recht, "Juris canonici et juris canonico-civilis compendium", van de in 1895 overleden kerkjurist en Brugse bisschop Petrus De Brabandere (2 vols., Brugge, 1898-99). Hij publiceerde daarnaast samen met zijn jongere collega Alfons De Meester (Brugge 1877-1959) "La sépulture et les fabriques d’églises en droit civil-ecclésiastique belge" (Brugge-Brussel, 1916), een werk dat een herneming is van het desbetreffende gedeelte van het Latijnse handboek en waarin de heikele 'kerkhovenkwestie' op het voorplan staat. Te Izegem heeft Van Coillie te maken gehad met spanningen binnen de katholieke partij, meer bepaald omtrent de stichting van het "Iseghemsche Volk. Katholiek Volksgezind Weekblad" in 1912.
Links[odis]
Relatie tot Gezellecorrespondent; gelegenheidsgedicht

Naam - plaats

NaamBrugge
GemeenteBrugge
NaamHooglede
GemeenteHooglede
NaamKortrijk
GemeenteKortrijk

Titel - werk van Guido Gezelle

TitelLoquela
Links[gezelle.be]

Indextermen

Briefontvanger

Gezelle, Guido

Briefschrijver

Van Coillie, Constant

Correspondenten

Gezelle, Guido
Van Coillie, Constant

Naam - persoon

Gezelle, Guido
Van Coillie, Constant

Naam - plaats

Brugge
Hooglede
Kortrijk

Plaats van verzending

Brugge

Titel - werk van Guido Gezelle

Loquela

Titel03/[05]/1890, Brugge, [Constant Van Coillie] aan Guido Gezelle
EditeurPaul Thoen
Wetenschappelijke leidingEls Depuydt
Partners Openbare Bibliotheek Brugge (Guido Gezellearchief); Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren); Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Lage Landen (ISLN) (Piet Couttenier, Universiteit Antwerpen); Guido Gezellegenootschap
UitgeverGuido Gezellearchief, KANTL/CTB
Plaats van uitgaveBrugge, Gent
Publicatiedatum2023
Beschikbaarheid Teksten en afbeeldingen beschikbaar onder een Creative Commons Naamsvermelding - Niet Commercieel licentie.
DisclaimerDe editie van de Guido Gezellecorrespondentie is het resultaat van een samenwerkingsproject met vrijwilligers. De databank is in opbouw, aanvullingen en opmerkingen kunnen gemeld worden aan els.depuydt@brugge.be.
Meer informatie over het vrijwilligersproject is te vinden op gezelle.be.
CiterenEen brief kan worden geciteerd als:
[Naam van editeur(s)], [briefschrijver aan briefontvanger, plaats, datum]. In: GezelleBrOn, Wetenschappelijke editie van de correspondentie van Guido Gezelle. [publicatiedatum] Available from World Wide Web: [link].
Verzender[Van Coillie, Constant]
OntvangerGezelle, Guido
Verzendingsdatum03/[05]/1890
VerzendingsplaatsBrugge (Brugge)
AnnotatieFoutieve maand op briefkaart: 3 Ap. 90: maand gereconstrueerd op basis van de poststempel ; adressant gereconstrueerd op basis van het handschrift.
Gepubliceerd inStukken van de brief verwerkt door Guido Gezelle in: Zantekoorn. In: Loquela: 8 (Kerstmaand 1889) 8, p. 57, 63 en 64 (lemmata: "haak" en "zarreknippelen")
Fysieke bijzonderheden
Drager 89x137
geel
papiersoort: recto met adres; verso horizontaal beschreven, inkt
Staat volledig
Vormelijke bijzonderheden op adreszijde: gedrukte postzegel, afgestempeld
Toevoegingen op verso links in de zijrand: taalkundige notities: haak Loq. (inkt, verticaal, hand G.G.) ; op verso stukken tekst met inkt doorgehaald
Bewaargegevens
LandBelgië
PlaatsBrugge
BewaarplaatsGuido Gezellearchief
ID Gezellearchief3587, haak
Bibliotheekrecordhttps://brugge.bibliotheek.be/detail/?itemid=|library/v/obbrugge/gezelle|16108
Inhoud
Incipit1) is Baustbuizegje niet voor Baanhuizegje of kotje van
Samenvatting Van Coillie antwoordt op drie van de elf vragen die voorkwamen in de rubriek 'Vragen': in: Bijblad van Loquela. - Jrg. 8 (Bamesse 1889): "Wat heet men het bansthuizegje? Geh. Heule, op den ijzerweg.", "Wat is eene zwijze, sprekende van stukken lands? Geh. Wachtebeke" en "Wat verstaat gij door den haak, in 't zarreknippelen ? Geh. Eessen.".
Tekstsoortbriefkaart
TalenNederlands
De tekst werd diplomatisch getranscribeerd, en aangevuld met een editoriale laag.
De oorspronkelijke tekst werd ongewijzigd getranscribeerd; alleen typografische regeleindes en afbrekingstekens, en niet-betekenisvolle witruimte werden genormaliseerd.
Auteursingrepen in de tekst (toevoegingen, schrappingen), en latere redactie-ingrepen (schrappingen, toevoegingen, taalkundige notities) door de lezer werden overgenomen en expliciet gemarkeerd.
Voor een aantal tekstfenomenen werden naast de oorspronkelijke vorm ook editeursingrepen opgenomen in de transcriptie: oplossingen voor niet-gangbare afkortingen en correcties voor manifeste fouten. Daarnaast bevat de transcriptie editeursingrepen ter verbetering van de leesbaarheid (toevoegingen, reconstructies) of ter motivering van transcriptie-beslissingen (aanduiding van onzekere lezingen, weglating van onleesbare tekst). Alle editeursingrepen worden expliciet gemarkeerd.